J.D. Barker is een Amerikaanse auteur van het spannende boek, waaronder met name thrillers. Hij staat bekend om kenmerken van het bovennatuurlijke en horror, lugubere details en geniale plottwist. Barker begon als journalist en ghostwriter, en schreef jarenlang bestsellers voor anderen. Zijn doorbraak als zelfstandig schrijver kwam met The Fourth Monkey, (Horen, zien, zwijgen) een internationale hit dat deel een van de Sam Porter-trilogie is. Barker werkte ook samen met bekende auteurs zoals James Patterson en Dacre Stoker. Zijn werk wordt vaak vergeleken met dat van Stephen King.
Deze week komt zijn nieuwste samenwerking met James Patterson, De schrijfster, in Nederland uit
Tijdens het interview blijkt dat Barker niet alleen graag boeken schrijft en leest, maar ook graag vertelt als een open boek. Voor de leesbaarheid van het interview hebben we een aantal delen uit zijn antwoorden weggelaten
Om te beginnen willen we natuurlijk weten: Wie is J. D. Barker? Hoe zou je jezelf omschrijven als persoon en als auteur?
Oh, dat zijn eigenlijk twee verschillende mensen, daar heb ik nooit echt over nagedacht. Ik ben in de eerste plaats een lezer. Ik lees al mijn hele leven. Ik begon met schrijven toen ik een kind was. Ik heb een zus die 15 maanden jonger is dan ik, en we groeiden op zonder televisie in huis, dus we gingen altijd naar de bibliotheek. Ik schreef verhalen, niette ze aan elkaar en maakte een soort bibliotheek in mijn kamer. Zij leende ze dan uit en ik rekende haar zelfs boetes als ze te laat was. Dus dit gaat helemaal terug naar toen ik vijf of zes jaar oud was. Mijn ouders moedigden schrijven altijd aan als hobby, maar ze voegden daar wel een kanttekening aan toe: ze zeiden dat het een fantastische hobby is, maar dat je er geen geld mee kunt verdienen. Je moet een echte baan hebben.
Hoe ben je dan toch zover gekomen dat je fulltime schrijver bent geworden?
Ik deed wat me werd opgedragen. Ik maakte de middelbare school af, ging naar de universiteit, haalde een paar diploma’s en ging werken in de financiële sector. Maar ik kwam thuis en schreef voor mijn plezier, want dat was mijn hobby. Uiteindelijk rolde ik in een carrière als wat ik noem een “side hustle”: ik werd boekendokter en ghostwriter.
Dat deed ik 23 jaar lang, terwijl ik nog steeds in de financiële sector werkte. Ik kwam thuis en werkte aan boeken van anderen, hielp ze met publiceren. In die tijd heb ik zes boeken geschreven die op de New York Times bestsellerlijst kwamen; Allemaal met andere namen op de kaft, terwijl ik ze had geschreven.
Dat begon op een gegeven moment te vervelen. Toen het zesde boek een hit werd, trok mijn vrouw me apart en zei: “Luister, ik weet dat je fulltime auteur wilt worden. Laten we een manier vinden om dat te realiseren.” Maar we zaten een vast, want ik had een goed salaris. We hadden alles wat daarbij hoorde: een groot huis, auto’s, een dure levensstijl. We konden daar niet zomaar uitstappen. Dus zij bedacht een gek plan: we verkochten alles wat we bezaten, kochten een klein duplexhuis in Pittsburgh, Pennsylvania, verhuurden de ene helft aan huurders en gingen zelf in de andere helft wonen. Zo konden we onze uitgaven tot bijna nul terugbrengen en leven van spaargeld, lang genoeg voor mij om dat eerste boek te schrijven.
Ik geef haar de eer voor dit alles. Ik zou waarschijnlijk nog steeds een baan hebben die ik haat, als zij me niet had aangespoord om dit te doen.
Je zei dat je als kind al las en schreef. Ik ben leerkracht. Wij merken dat we steeds meer moeite hebben om kinderen te motiveren om te lezen. Heb je tips voor ons?
Ik heb een dochter van acht, dus ik zit precies in hetzelfde schuitje. Ze houdt niet van lezen, en dat is frustrerend. We lezen haar elke avond voor, constant. Maar ze wil het niet zelf doen. En pas heel recent, ongeveer een maand geleden, is er iets veranderd. Iets klikte blijkbaar. We hebben haar betrapt terwijl ze zelf aan het lezen was. Maar ik weet niet wat dat precies was. We proberen haar schermtijd te beperken. Het probleem is dat er tegenwoordig zoveel afleidingen zijn. Toen ik kind was zonder televisie, was er niets anders te doen. Je speelde met je vrienden of je las een boek. Je moest je tijd op een of andere manier vullen. Maar in de wereld van vandaag zijn er zoveel dingen: televisie, videogames, sociale media... We laten haar daar allemaal niet aan meedoen.
In je boeken verwijs je regelmatig naar andere auteurs en hun boeken, zoals Great Expectations van Dickens en boeken van Stephen King. Welke auteurs of boeken hebben je het meest beïnvloed?
Die twee, ik bedoel, die twee. Ja, ik bedoel, ik ben opgegroeid met lezen. Ik weet niet of die hier populair zijn, maar de Hardy Boy en Nancy Drew Mysteries. Toen ik nog een heel klein kind was, begon ik rond mijn derde met lezen. Eh, tegen de tijd dat ik er echt mee begon, toen ik vijf was, las ik Charles Dickens en Mark Twain en al die klassieke boeken.
Dus eigenlijk ben jij het meisje, Stella, in Augustus? (Het boek dat in Amerika bekend staat als She has a broken thing where her heart should be).
Ik had die titel al drie jaar voordat ik wist waar het boek over zou gaan. Ik dacht: “Ik weet het, dit wordt de titel.” Maar niemand in de VS wilde die titel; mijn agentschap, redacteuren, iedereen verzette zich ertegen.
Ik las dat het in Nederland als Augustus uitkwam. Het is overal anders. Grappig genoeg, nu ik de wereld rondreis, is dat het boek dat mensen overal voor me neerleggen en zeggen: “Dit is mijn favoriet.” In welk land ik ook ben, het is telkens hun favoriete boek.
Grote verwachtingen (Great Expectations) van Charles Dickens is waarschijnlijk nog steeds mijn favoriete boek aller tijden. Net als het meisje in dat verhaal wilde ik die klassieker opnieuw vertellen. En wat ze nu doen is dat ze mijn boek gebruiken op middelbare scholen. Omdat het een thriller is, is het makkelijker voor jongeren om te lezen. En zodra ze het uit hebben, lezen ze daarna Great Expectations. Augustus is in veel opzichten een moderne hervertelling van Great Expectations. Ik heb het verhaal geactualiseerd, en ik ben er echt trots op.
Door de jaren heen ben je steeds meer van spannende thrillers naar het horrorgenre gegaan. Wat trok je in die richting?
Horror is mijn favoriete genre, maar thrillers betalen de rekeningen. Eén van de dingen die ik al vroeg besloot, was dat ik niet vast wilde komen te zitten in het schrijven van steeds hetzelfde boek. Het idee om ieder jaar een vervolg te moeten schrijven, maakte me bang. Ik wilde niet in zo’n patroon terechtkomen. Dus begon ik bewust met een horrorroman, daarna een thriller, toen weer een horror, en vervolgens weer een thriller. Wat ik heb ontdekt, is dat zolang ik de rode draad van spanning in al mijn boeken houd, ze genoeg op elkaar lijken zodat lezers van het ene genre ook het andere genre willen lezen. Ze gaan mee op reis, en dat heb ik geleerd door het werk van Stephen King te bestuderen. Hij springt ook tussen allerlei genres. Ik gebruik boeken vaak om mijn lezersgroep te vergroten. Als iemand zegt dat een bepaalde groep mijn boeken niet leest, schrijf ik een boek dat juist bij die groep past. Ze beginnen dan met dat ene boek, en vragen zich daarna af: “Wat heeft deze schrijver nog meer geschreven?” Dan ontdekken ze The Fourth Monkey, en zo gaan ze door mijn hele oeuvre. Ik probeer het dus altijd afwisselend te houden.
De samenwerkingen met onder andere James Patterson dragen ook bij een uitbreiding van genre en publiek.
Veel mensen kennen jou van je samenwerking met James Patterson. Hoe is die samenwerking ontstaan? En hoe gaat die samenwerking?
Dat begon met Horen, zien, zwijgen. Het boek zou uitkomen bij HarperCollins, en zij stuurden vooraf exemplaren naar bekende auteurs in de hoop een aanbeveling te krijgen voor op de kaft. James Patterson kreeg er één, las het, en belde me daarna op om zijn mening te geven. Hij vond het boek zo goed dat hij vroeg of ik interesse had om samen een boek te schrijven. We spraken af voor een lunch in Florida, bespraken een idee, en begonnen aan ons eerste gezamenlijke boek. Ik dacht dat het bij één boek zou blijven, maar inmiddels hebben we net boek zes afgerond.
Ons eerste boek samen was The Coast-to-Coast Murders (de Kustmoorden). Dat was een leuk proces, want ik werk als wat ze noemen een “pantser”; Ik verzin een scenario en personages en begin gewoon met schrijven, zonder vooraf een uitgewerkt plot. Patterson daarentegen werkt heel gestructureerd, met een uitgebreide outline van 30 tot 50 pagina’s voordat hij begint.
Bij de Kustmoorden heb ik hem overtuigd om zonder outline te werken. We schreven om en om een hoofdstuk. Ik zette hem dan vast in een gekke situatie waarvan ik dacht: “Hier komt hij nooit uit.” En 15 minuten later had hij niet alleen een oplossing, maar zette hij mij in een nog grotere chaos. Het is het boek met de meeste twists dat ik ooit heb geschreven. Toen we dat boek af hadden, zei hij: “Oké, we hebben het op jouw manier geprobeerd. Nu wil ik dat je het op mijn manier probeert.” Hij stuurde me een outline voor The Noise (Oorverdovend), en we schreven dat boek op basis daarvan. Ik zag hoe veel sneller en gestroomlijnder het ging, en sindsdien werk ik ook met outlines.
Is er voor jou een groot verschil tussen alleen schrijven en samenwerken met een co-auteur?
Ik heb eigenlijk meer tijd doorgebracht met samenwerken dan met het schrijven van mijn eigen boeken. Ik heb meer dan twintig jaar met anderen gewerkt. Al het werk als “book doctor” was ook samenwerking. Toen ik uiteindelijk Forsaken (nog niet vertaald naar het Nederlands red.) schreef, voelde het vreemd om alleen aan een bureau te zitten. Daarom schreef ik daarna de Dracula-prequel, zodat ik kon samenwerken met de familie Stoker.
Sindsdien wissel ik af: een samenwerking, dan een solo-boek, dan weer een samenwerking. Dat helpt me om mijn creatieve batterij weer op te laden. Beide vormen hebben hun eigen voordelen.
Wat is het voordeel van samenwerken?
Vaak werk je met iemand die iets weet wat jij niet weet. Eén van mijn eerste co-auteurs was Christine Daigle, een neuropsycholoog. We schreven een thriller met een personage dat ook neuropsycholoog is, en zij bracht haar echte ervaring mee in het schrijfproces. Ik kan dat soort dingen wel opzoeken of documentaires kijken, maar een authentieke stem in het schrijfteam is enorm waardevol. Samen kom je ook op ideeën die je alleen nooit zou bedenken. Dat is een groot voordeel.
En wat is het beste aan alleen schrijven?
Dat je geen andere stemmen hebt. Je kunt gewoon doen wat je wilt. Als ik een solo-boek schrijf, laat ik mijn vrouw het eerste hoofdstuk lezen om te zien of het de moeite waard is. Daarna deel ik niets met iemand tot het boek af is. Dat is soms heel bevrijdend, vooral na een project met veel betrokkenen. Alleen werken is rustgevend.
Je vertelde dat Patterson jouw boek heeft gelezen. Ben je inmiddels op het punt in je carrière dat andere auteurs jou hun boeken opsturen? En lees je ze allemaal?
Ja, dat gebeurt zeker. Ik krijg boeken van auteurs, van agenten, van redacteuren. Allemaal mensen met wie ik op een bepaalde manier samenwerk. Dus het is eigenlijk een manier om iets terug te doen, omdat zij mij ook geholpen hebben. Ik kan dan moeilijk nee zeggen. Ik heb een stapel boeken op mijn kantoor die echt belachelijk hoog is. Ik kan ze niet allemaal lezen, maar ik probeer meestal de eerste tien pagina’s te lezen. En als ik het boek dan niet goed vind, leg ik het weg. Ik heb het gevoel dat een boek me meteen moet grijpen in de eerste paar pagina’s. Als dat niet gebeurt, is het de moeite niet waard om verder te lezen. Dat is eigenlijk hoe de wereld nu werkt. Lezers zijn in veel opzichten hetzelfde als kinderen. De aandacht is korter geworden. Je moet ze pakken met de eerste zin, vasthouden op de eerste pagina, en ze niet meer loslaten.
Toen ik werkte als “book doctor”, viel me altijd op dat auteurs vaak te veel informatie in het begin van hun boek stoppen. Introducties van personages, de setting, achtergrondinformatie. Vaak haalde ik dat er allemaal uit en begon ik het boek pas waar de actie echt begint. Meestal bij hoofdstuk drie of vier. Die andere stukken verwerkte ik dan later in het verhaal.
Ik denk dan altijd aan de Indiana Jones-films. Elke film begint met een actiescène, en daarna wordt het verhaal pas opgebouwd. Die eerste tien minuten zijn altijd spectaculair. Dat moet je ook doen in een goede thriller. Als je dat doet, denken lezers: “Wow, wat gebeurt hier?” En dan willen ze doorlezen. Daarna kun je het tempo iets laten zakken en alsnog achtergrondinformatie geven. Als je saai begint, ben je je lezers kwijt.
Je boeken staan bekend om een duistere sfeer en hebben psychologische spanning. Toch hebben ze altijd een hoog tempo. Hoe zorg je voor de balans tussen het tempo en die intensiteit?
Dat is onderdeel van het redactieproces. Eén van de dingen die ik heb geleerd door samen te werken met James Patterson is hoe je ervoor zorgt dat mensen blijven doorlezen. Hij heeft me allerlei kleine trucjes geleerd om dat voor elkaar te krijgen.
Vaak is het zo, en dit klinkt misschien wat technisch, dat je als schrijver geneigd bent om elk hoofdstuk een begin, midden en einde te geven. Je brein wil het afronden. Maar wat ik vaak doe tijdens het redigeren, is de laatste zin of alinea van een hoofdstuk schrappen. Daardoor verandert het van een afgerond einde naar een soort cliffhanger, waardoor je als lezer móét doorlezen om te weten wat er daarna gebeurt.
Dus dat gebeurt niet tijdens het schrijven, maar pas daarna?
Je denkt er wel over na tijdens het schrijven, maar het echte werk gebeurt tijdens het redigeren.
Hoe vaak lees je je eigen boeken dan voordat ze gepubliceerd worden?
Dat wil je eigenlijk niet weten! Ik heb ook een heel goed geheugen, dus ik weet al wat er gaat komen. Dat maakt het lastig om ze opnieuw te lezen, want je brein dwaalt af. Je kent het verhaal al. Maar mijn boeken gaan meestal door zes verschillende versies, voordat ik ze überhaupt met mijn agent deel. Dus ja, er zit heel veel werk in; Echt een heleboel!
Heb je vaste routines tijdens het schrijven?
Nee, ik bedoel… ik heb eigenlijk een heel vaste routine. Ik sta elke ochtend om zeven uur op. Dan pak ik meteen een kop koffie en ga rechtstreeks naar mijn kantoor. Zodra ik daar ben, zet ik het internet uit, want dat leidt te veel af.
Daarna schrijf ik eerst twee- tot drieduizend woorden, voordat ik iets anders doe. Meestal ben ik daarmee klaar rond half elf of elf uur. Dan begin ik aan andere projecten — ik werk momenteel aan twaalf verschillende boeken. Ik heb veel co-auteurs en samenwerkingen.
Na de lunch werk ik van één tot drie uur alleen aan de zakelijke kant: gesprekken met mijn agenten, interviews, dat soort dingen. En om drie uur stop ik. Dan ga ik hardlopen.
Ik woon op een eiland — Newcastle Island. Ik loop een rondje van 4,2 mijl (ongeveer 6,7 kilometer), dat duurt ongeveer een uur. Die tijd gebruik ik om mijn hoofd leeg te maken en na te denken over wat ik de volgende dag wil doen. Daarna ben ik thuis en breng ik de avond door met mijn vrouw en familie. Het is een heel vaste routine. Toen ik net begon, vooral toen ik internationaal ging werken, kreeg ik interviewverzoeken op de gekste tijden — om elf uur 's avonds of drie uur 's ochtends. Maar ik realiseerde me al snel dat dat niet vol te houden was. Nu laat ik iedereen zich aanpassen aan mijn schema. Dat is de enige manier om dit werk op lange termijn vol te houden.
Je personages zijn vaak gelaagd en complex. Hoe laat je ze tot leven komen?
Voor mij zijn personages het belangrijkste onderdeel van elk verhaal. Ik begin met een idee, en daarna werk ik meteen aan de mensen in het verhaal. Ze moeten volledig uitgewerkt zijn tot complete individuen. Ze moeten voor mij echt aanvoelen voordat ik kan beginnen met schrijven. Als ik dit in lessen geef, zeg ik altijd tegen mijn studenten: als je drie personages hebt en je stelt ze allemaal dezelfde vragen, dan moet je drie verschillende antwoorden krijgen. Net zoals bij echte mensen. Als dat niet gebeurt, moet je terug naar de tekentafel; Dan ben je er nog niet.
Ik denk dat mijn favoriete personage uit jouw boeken Jack Thatcher (uit Augustus) is. Heb jij zelf een favoriet personage uit al je boeken?
Ja, Jack is op veel manieren een weerspiegeling van mijzelf. En Billy uit Wat ik op zolder bewaar ook. Dus als ik een favoriet personage moet kiezen, zijn het waarschijnlijk die twee. Wanneer ik in de eerste persoon schrijf vanuit een mannelijk perspectief, kan ik mijn 17-jarige zelf erin kwijt. Dat vind ik het leukste om te doen.
In welk opzicht lijk Billy lijkt op jou?
Zijn persoonlijkheid. De manier waarop hij denkt, komt het dichtst bij hoe ik zelf denk. Jack is ook heel vergelijkbaar. Als je de twee met elkaar vergelijkt, zijn ze allebei een beetje zoals ik. Spivey uit Wat ik op zolder bewaar is heel anders dan ik. Er zijn genoeg dingen die hij doet, die ik nooit zou doen. Maar dat gebeurt ook en juist dat maakt het interessant.
En welk personage vond je het leukst om te schrijven?
Dat is waarschijnlijk Anson Bishop uit de Fourth Monkey-serie. Hij is mijn favoriete personage om te schrijven. Hij is heel duister, en dat maakt hem fascinerend.
Er is één boek van jou dat nooit in het Nederlands is vertaald: Forsaken. Waarom is dat?
Forsaken werd helemaal aan het begin uitgegeven, en toen is het niet opgepikt door Nederlandse uitgevers. Maar nu mijn andere boeken zo goed verkopen, komen mijn uitgevers terug met de vraag: “Wat heeft hij nog meer geschreven?” Er ligt dus iets “in de kast” dat nog niet is uitgebracht. Het komt er waarschijnlijk aan.
Je boeken zitten vol plottwists. Hoe houd je de balans tussen die twists en geloofwaardigheid?
Goede vraag! Er zijn genoeg twists die ik schrijf en uiteindelijk niet in het boek belanden, gewoon omdat ik ze niet geloofwaardig genoeg krijg. Soms voeg ik een twist toe, schrijf honderd pagina’s verder, en realiseer me dan: dit werkt gewoon niet. Dan moet ik terug en het eruit halen. Veel draait voor mij om het redactieproces. Als het werkt, blijft het erin. Als het niet werkt, moet het eruit.
Hoe houd je dan overzicht over al die verhaallijnen en details?
Ik heb een vorm van autisme die Asperger heet. Daardoor kan ik alles in mijn hoofd structureren. Ik kan alle verhaallijnen en details in mijn hoofd houden zonder notities op mijn bureau. Het zit allemaal hierboven. Als dat ooit stopt met werken, heb ik een probleem!
In je verschillende boeken schrijf je over een breed scala aan onderwerpen, zoals in "Het spel", waar je de macht bespreekt die kan worden uitgeoefend door digitale intelligentie. In "Augustus" schrijf je over bovennatuurlijke krachten. Zijn er onderwerpen die je absoluut vermijdt tijdens het schrijven?
Politiek. Dat is een goede vraag. In De beller op lijn vier met Jordan Briggs raak ik het onderwerp politiek een klein beetje aan, maar verder blijf ik er bewust van weg. Het frustreert me als ik het zelf in boeken tegenkom. Mijn algemene gedachte is: als ik me uitspreek over één kant, zeker in de VS, dan vervreemdt dat meteen de helft van mijn lezerspubliek. Ik heb boeken altijd gezien als een vorm van ontsnapping. Een kans om even weg te zijn van de echte wereld. Dus probeer ik die sfeer ook te creëren in mijn verhalen.
Ik noem mijn boeken vaak “popcornfictie”: je pakt ze op en het is alsof je popcorn eet. Je kunt niet stoppen. Het is gewoon iets plezierigs, zoals naar de bioscoop gaan. Even alles vergeten.
Worden er ook boeken verfilmd?
De Kustmoorden werd al geoptioneerd voor televisie toen we halverwege waren met schrijven. Dat betekende dat niet alleen wij eraan werkten, maar ook producenten, regisseurs en scenaristen. Ze gaven input over wat wel en niet gefilmd kon worden, of vroegen om locaties aan te passen. Dat was een gek proces en het beperkte mijn creativiteit op bepaalde vlakken. Tot dat moment had ik wel vaker meegemaakt dat boeken geoptioneerd werden, maar ik dacht nooit echt na over wat er daarna gebeurde. Daarom schreef ik A Caller’s Game (De beller op lijn vier) ik wilde bewust iets maken dat niet verfilmd kon worden, gewoon om te zien of het toch opgepakt zou worden. Ik liet de halve stad New York ontploffen... en het werd meteen geoptioneerd.
Ze willen alles verfilmen. Op dit moment heb ik acht verschillende projecten in ontwikkeling: tv-series, films, dat soort dingen. Maar er is nog niets daadwerkelijk uitgebracht.
Ik heb vorige week nog de papieren getekend. Het is een grote naam, maar ik mag nog niet zeggen wie. Hopelijk lukt het deze keer wel. Hun plan is om er een streamingserie van te maken, met één seizoen per boek: The Fourth Monkey als seizoen één, The Fifth to die (Het vijfde meisje) als seizoen twee, enzovoort.
Wat vind je van alle recensies die mensen schrijven over jouw boeken? Lees je ze?
Ja, zeker. Als ik klaar ben met schrijven voor de dag en het internet weer aanzet, ga ik als eerste naar Goodreads. Daar lees ik de recensies van al mijn boeken. De goede én de slechte. Als iemand een negatieve recensie schrijft, probeer ik te kijken of er iets constructiefs in zit dat ik kan gebruiken voor het volgende boek. Soms is het nutteloos, maar vaak zit er ook goud tussen. Mensen wijzen dan op een specifiek probleem. Ik vind het belangrijk om ze allemaal te lezen. Gelukkig krijg ik veel meer positieve dan negatieve recensies.
Deze week is The Writer (de Schrijfster) uitgekomen. De nieuwste samenwerking met Patterson. Waarom moeten mensen dit boek lezen?
Je moet je voostellen dat je een schrijver bent en wat een thrillerschrijver allemaal moet opzoeken. Mijn Google-zoekgeschiedenis is echt krankzinnig. De dingen die ik moet onderzoeken om sommige scènes te kunnen schrijven. Ik weet bijvoorbeeld hoe je een bom kunt maken met spullen uit je keukenkastje. Of hoe je een wapen op vijf verschillende manieren aan boord van een vliegtuig kunt smokkelen. Als auteur verzamel je veel informatie die je eigenlijk niet zou moeten hebben. Toen James Patterson en ik begonnen te praten over The Writer, was het uitgangspunt: wat zou er gebeuren als een thrillerschrijver betrokken raakt bij een moord —haar man wordt vermoord — en ze probeert de politie te slim af te zijn?
Het is bijna als een schaakspel: kan een thrillerschrijver de politie en het onderzoek steeds een stap voor blijven? Als je dat ooit hebt willen weten, dan ontdek je dat in dit boek.
Is er iets dat je graag zou willen zeggen tegen onze lezers en volgers van de recensiepagina?
Ja, ik waardeer ze enorm. Dat is één van de dingen die ik zo mooi vind aan de wereld waarin we nu leven. Als je 30 of 40 jaar teruggaat, kwam een boek uit en wist een auteur niet wat mensen ervan vonden. Het voelt echt als een wisselwerking: ik breng het boek uit, en daarna lees ik hoe mensen het ervaren. Ik zie ze op Facebook halverwege het boek, helemaal enthousiast, pratend met hun vrienden. En dat is voor mij ontzettend waardevol. Dat maakt alles de moeite waard.
Mijn naam is Eva de Koning. Ik ben moeder van twee, inmiddels puber, zoons. Samen met mijn vriend woon ik in het spitante Deventer. Naast het zijn van moeder, juf en onderwijsontwikkelaar heb ik vele hobby’s, zoals mountainbiken, zwemmen (in de zomer), en muziek luisteren. Ik bezoek dan ook graag concerten en festivals. Daarnaast duik ik graag in een andere wereld door een bezoek aan de bioscoop of het lezen van een boek. Die laatste heeft nog altijd mijn voorkeur, omdat ik bij het lezen van een goed boek meegenomen kan worden in een verhaal dat door mijn eigen fantasie kan worden ingevuld.
Alle recensies van deze recensent
Schrijf jouw recensie!