Recensent Cees van Rhienen interviewde auteur Jacob Vis naar aanleiding van de verschijning van het sluitstuk van de drieluik over de nadagen van Nederlands-Indië, Merdeka.
Lees hieronder het volledige interview.
1. Het verhaal in Merdeka is best wel realistisch door u beschreven. De titel die is gebruikt betekent Vrijheid en het was een strijdkreet van de pemoeda’s (jeugdige strijders). Hoe waarheidsgetrouw is Merdeka?
Het boek komt dicht bij de waarheid. Ik heb veel research gedaan en me bij het schrijven en de voorbereiding steeds de vraag gesteld: is dit realistisch? Als ik naar eer en geweten met ‘ja’ antwoordde, dan verscheen de scene op papier, hoe gruwelijk hij ook werd.
2. In hoeverre zijn Merdeka en de eerdere twee boeken (Tandem en Moerta) biografisch?
Merdeka is het sluitstuk van mijn drieluik over de nadagen van Nederlands-Indië. Ik heb voor die periode (zie ook vraag 7) gekozen omdat ik me er door familiebanden of als tijdgenoot nauw bij betrokken voel. Daarom heb ik in de drie boeken, die de laatste halve eeuw van de kolonisatie overspannen, steeds een ik-figuur als hoofdpersoon genomen en hun belevenissen zo intens doordacht en in gedachten beleefd dat het mijn eigen ervaringen lijken. Dat kan natuurlijk niet, want in de periode van Tandem en Moerta bestond ik nog niet en tijdens de koloniale oorlog was ik een kind. Toch ging het inleven in de hoofdpersonen als vanzelf. Het was alsof ze hun verhaal dicteerden en me toestemming gaven zichzelf in de eerste persoon enkelvoud als romanpersonage tot leven te brengen.
3. Uw familie heeft een Indisch verleden. Heeft u het land weleens bezocht, in de tijd van Nederlands-Indië of later als Indonesië?
Nee, ik ben er nooit geweest en toch voelt het als het land van herkomst. Een oud-planter die me belde na Tandem en hoorde dat ik er nog nooit ben geweest wilde het eenvoudig niet geloven: ‘Je maakt een grapje. Jij moet er jaren gewoond hebben!’
4. In het verhaal worden namen genoemd. Zijn dit namen van bestaande mensen of zijn ze fictief? Als ze bestaand zijn, weten ze dat ze, inclusief hun daden in dit boek zijn opgenomen?
De meeste personages zijn fictief. De namen van de personages die werkelijk hebben bestaan staan in het naschrift. Ze weten van niets, want ze zijn er niet meer.
5. Is uw mening over Indonesië, na het schrijven van Tandem, Moerta en Merdeka, veranderd? Zo ja in welk opzicht?
Indonesië is voor mij wat een rond karakter is in een roman: een volk dat zich aan de knechtenrol ontworstelt en het sluimerende zelfbewustzijn met geweld tot ontplooiing brengt.
6. Kunt en wilt u iets vertellen over de research die u hebt gepleegd over de gebeurtenissen in Nederlands-Indië voor de gebruikte onderwerpen die geen fictie zijn. Hebt u daar ook ooggetuigen voor gevonden en benaderd?
Ik heb talloze bronnen gebruikt en in de loop van jaren ook ooggetuigen gesproken die sterk uiteenlopende meningen verkondigden. Variërend van ‘ik heb geen schot gelost’ tot bekentenissen die onder geen beding onder hun ware naam naar buiten mochten komen. Alweer: ik ben er van overtuigd dat Merdeka bij al zijn gruwelijkheden, een getrouw beeld van de waarheid geeft.
7. Waarom hebt u in uw drie historische romans de keuze specifiek laten vallen voor de periode van de eerste helft van de vorige eeuw? De koloniale tijdperk bestrijkt vier eeuwen dus….
Dat heeft te maken met mijn persoonlijke betrokkenheid. (zie ook vraag 2)
8. Hoewel de verhalen rondom commissaris Ben van Arkel en de romans over Nederlands-Indië beiden zijn voorzien van een dosis spanning, zijn ze van opzet volledig anders. Hebt u een bepaalde techniek om beide soorten spanning niet met elkaar te vermengen? Of moet u in een andere mood zijn om het een of het ander te kunnen schrijven?
In de historische romans schrijf ik over mezelf. In feite zijn het gefingeerde autobiografieën. In de thrillers gebruik ik ook vaak een ik-figuur, maar dat is nooit Ben van Arkel, hoewel hij vaak (ten onrechte) als mijn alter ego wordt gezien. In dat genre zijn mijn ik-figuren zuiver functioneel om het verhaal vanuit dat personage te belichten. 9. Kunt u het verschil aangeven tussen het soort spanning in de historische romans en de thrillers? Hebt u de indruk dat het een iets anders van u eist dan het andere? Aansluitend op het vorige antwoord: er is een fundamenteel verschil tussen de spanning in een historische roman en die in een thriller. In een historische roman ben ik op zoek naar mezelf en duik ik steeds dieper in de periode en de gebeurtenissen van het verhaal. Dat is buitengewoon spannend, in de eerste plaats voor mijzelf en, zoals blijkt, ook voor de lezer. Bij een thriller weet ik, voor ik een letter op papier heb gezet, al waar het heengaat. Hoewel ik geen plotschrijver ben – de personages en hun motieven boeien me veel meer dan de plot – weet ik wel hoe het afloopt. In een thriller staat de misdaad centraal en de spanning voor de lezer zit in de vraag: wie heeft die misdaad gepleegd en hoe wordt hij opgelost. Dat ik er een hoop maatschappijkritiek aan toevoeg doet niets af aan het basisprincipe dat de spanning uit de zoektocht naar de dader voortkomt.
10. Wat heeft uw voorkeur om te schrijven? Thrillers of romans? En waarom?
Een thriller is gebonden aan wetmatigheden. Een daarvan is een hoog tempo. Je hebt geen tijd om ergens diep op in te gaan omdat het dan al snel een documentair karakter krijgt. Dat kan niet, want de lezer heeft haast. Een bekend aforisme van Elmore Leonard is dat je als thrillerschrijver de scenes moet schrappen die de lezer overslaat. Terwijl die scenes juist zo verdomd leuk kunnen zijn. In Tandem neem ik uitvoerig de tijd om de tabaksteelt te beschrijven, louter uit persoonlijke belangstelling en ook, zoals blijkt, die van de lezers. In Moerta gaat het hoofdstukken lang over de opleiding van een inheemse arts en over haar wel en wee van als huisarts in de binnenlanden van Nieuw-Guinea. In Merdeka neem ik de tijd om me – via een monoloog interieur van mijn hoofdpersoon – af te vragen waarom wij Nederlanders, pal na de bezetting van ons eigen land, zo tekeer gingen tegen de Indonesische bevolking die in 1946-49 hetzelfde wilden als wij in 1940-45: Merdeka! Kortom: ik houd van vakmanschap en dat maakt dat ik graag de skills van mijn personages wil laten zien. Zoals ik genoten heb van American Pastorale van Philip Roth waarin hij uitvoerig schrijft over het maken van glacéhandschoenen. Een saaier onderwerp kun je nauwelijks bedenken, maar ik zat op het puntje van mijn stoel. Geweldig! Ander voorbeeld: Het Bureau van Voskuil: zeven dikke delen over de ambtenarij in Nederland, een onderwerp waarover een mindere schrijver na een paar bladzijden wel uitgepraat is. Voskuil maakt er een gebergte van in de Nederlandse literatuur.
11. Tenslotte ben ik overtuigd dat uzelf ook favoriete auteurs en genres hebt. Wilt u daar iets meer over kwijt?
Twee heb ik hiervoor al genoemd: Roth en Voskuil. Beide vertegenwoordigers van de ‘hoge’ literatuur. Net als Nescio, Elsschot, Kafka, Alice Munro, Mario Vargas LLosa, Afric Campbell. Plus nog honderd of meer andere auteurs wier vermelding van dit interview een onleesbaar verhaal zouden maken. In het thrillergenre ben ik fan van Martin Cruz Smith en John Harvey. Fenomenale schrijvers. Ook lees ik graag de boeken van Deon Meyer en Philip Kerr. Naar het onbewoonde eiland gaan drie boeken mee uit de ‘lage’ literatuur die ik van mijn jeugd tot nu vijfmaal herlezen heb: Pieter Maritz van August Niemann (over de Boerenoorlog), Hollands Glorie van Jan de Hartog (over de zeesleepvaart) en Frank van Wezels roemruchte jaren van A.M.de Jong (over de mobilisatie tijdens WO I). Schitterende boeken die ik stuk voor stuk dolgraag geschreven zou willen hebben en waarvoor ik mijn hoed zo diep afneem die iedereen mijn kale kruin mag zien. Hoge en lage literatuur? Nonsens!
12. Ik was op 23 juni 2015 in Antwerpen toen u de Diamanten Kogel 2014 won met De zwarte duivel. Weet u nog wat er de eerste drie minuten na de bekendmaking door u heen ging?
Een overweldigd gevoel van geluk.
13. Welke vraag ziet u hier niet gesteld maar u wilt het antwoord toch graag met uw lezers en andere geïnteresseerden delen?
Vraag Jacob Vis: In Merdeka staan een aantal uiterst realistisch beschreven wandaden van het Nederlandse leger waarvan de daders in een tribunaal als oorlogsmisdadigers zouden worden veroordeeld. Dat geeft sommige lezers, voor wie de kolonie Nederlands-Indië een paradijs was, een onbehagelijk gevoel. ‘Wij’ waren toch zo goed voor de inlanders? Ook Jan Bax, hoofdpersoon in Merdeka, noemt zijn jonge jaren op Java een jeugd in het Paradijs. Bent u niet beducht dat u, net als hij, als nestbevuiler wordt gezien? Alles wat er misging in die periode wordt hier met de mantel der liefde bedekt. U rakelt al die wandaden meedogenloos op. Moeten wij ons collectief schamen voor de daden van destijds? Antwoord Jacob Vis: Ja. De Nederlands-Indische literatuur wordt gekenmerkt door de gedachte aan tempo doeloe: een paradijselijke staat waarin de bovenliggende partij, de koloniale machthebber, het buitengewoon goed had en welwillend met hun bediendes omging. Terwijl de onderliggende partij, de overgrote meerderheid van de inheemse bevolking, op de grens van armoede en uitbuiting leefde. Als wij Nederlanders, werkelijk zo goed voor de bevolking gezorgd hadden als we in die tempo-doeloe verhalen lezen en schrijven dan waren ‘we’ na de Japanse bezetting weer met gejuich ingehaald en waren blank en bruin samen gewoon op dezelfde voet verder gegaan. Het tegendeel gebeurde: de nationalisten onder aanvoering van Soekarno en Hatta grepen hun kans om de gehate Nederlanders eruit te schoppen en een eigen onafhankelijke staat te vormen. In de bersiap-periode kwam dat verlangen op een afgrijselijke manier tot uitdrukking: 6500 Nederlanders en Indische Nederlanders werden vermoord. Het Nederlandse antwoord, met de politionele acties, was vanuit die bersiap te rechtvaardigen, maar zodra die onderdrukt was (eind ’46) hadden de vijandelijkheden moeten stoppen. De Indonesische onafhankelijkheid was onafwendbaar, net als de vrijwel synchroon lopende dekolonisatie van Brits-Indië. De Engelsen waren oorlogsmoe en hadden geen zin in een koloniale oorlog waarvan de uitkomst van tevoren vast stond: aftocht van de bezetter. Wij Nederlanders hadden daarvan kunnen leren, maar we renden als stieren in de muleta van de nationalisten. Uitgedaagd, zeker, maar dat gebeurde in Brits-Indië ook. Alleen gebeurde het daar op een vreedzame manier. Ghandi was een apostel van de geweldloosheid en een totaal andere leider dan de machtspoliticus Soekarno. De Nederlandse politici van die tijd hadden daar doorheen moeten kijken, maar ze kozen, net als Luns twaalf jaar later in de Nieuw Guinea-kwestie, voor de harde confrontatie. Het lijkt wel of we niets leren van de historie. Als de machthebbers het niet doen, dan moeten de schrijvers het voortouw nemen. In de hoop dat hun boeken bijdragen aan een genuanceerd beeld en een bezonken oordeel van de lezers.
Noot interviewer: Tandem, Moerta en Merdeka vormen samen de drieluik over de nadagen van Nederlands-Indië. De verhalen zijn op zichzelf staand, het gemeenschappelijke is Nederlands-Indië en de verhouding tussen Nederlanders en Indonesiërs. Merdeka is vanaf 29 juli verkrijgbaar in de boekwinkels !