Overslaan en naar de inhoud gaan

Felix Weber Ik schuif op een koude wintermiddag aan aan de koffietafel van Felix Weber. Hij schenkt een goede kop koffie in (ouderwetse filterkoffie uit Ethiopië, heerlijk) waarna we met het interview starten. Weber is de auteur van het tot nu toe zeer goed ontvangen Tot stof. We komen er achter dat mijn huidige woonplaats (Wieringerwerf) in de buurt van zijn geboorteplek ligt. Dat levert natuurlijk interessante gesprekstof op. En het breekt ijs, maar dat is niet nodig, zo blijkt al snel. Weber is een enthousiaste verteller. We beginnen over de ThrillZone Awards, want zijn Tot stof is genomineerd als Nederlandstalige thriller van het jaar. Het doet hem goed, maar Weber is niet erg van de social media. Zijn achterban mobiliseren zal dus via mond-op-mond reclame en de email moeten gebeuren (hij heeft niet gewonnen, zo blijkt nu –red.).

Waarom heb je voor dit nieuwe boek gebruik gemaakt van een pseudoniem?

Weber geeft aan vijf boeken te hebben uitgegeven bij Atlas Contact. Boeken met dezelfde hoofdpersoon en altijd met een thema dat Weber raakt. “Een van de boeken gaat bijvoorbeeld over roofkunst in de Tweede Wereldoorlog. Kunst dat gestolen werd door de Duitsers van de joden. En na de oorlog kregen nabestaanden deze kunst vaak niet terug door het zogenaamde Restitutiebeleid. Joden werden slecht behandeld, ook na de oorlog. Tot op de dag van vandaag hangen er stukken van joodse families in Nederlandse musea. Onvoorstelbaar. Ik schrijf over werkelijk gebeurde zaken die verbazing opwekken. Na deze boeken was ik toe aan iets anders. Je herhaalt jezelf in zo’n serie. Dat herken je in het soort format dat je gebruikt. In de vijf boeken kwam dit steeds terug. Zelfde hoofdpersoon, het heden, en een thema dat me raakt. In Tot stof is dat niet zo. Dat is een geschiedkundige thriller. Ik ben een fan van Sjöwall en Wahlöo . De eerste boeken van hen zijn goed, maar de laatste zijn minder. Dat risico wilde ik niet lopen. Maar Atlas wilde ook met me stoppen. Nieuwe namen, minder titels per jaar. Ik paste daar niet meer in. Van beide kanten dus een eind aan mijn eerste loopbaan. Het heeft een tijdje stilgelegen. Ook omdat ik gewoon werk in de ontwikkelingssamenwerking.” Weber wilde een nieuwe weg inslaan. “Toen kwam ik het onderwerp ‘Verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog’ tegen. De Velser affaire, de communistische verzetsbewegingen etc. Bijzonder interessant. Toen ben ik hierover gaan schrijven. Dat duurt even, want ik lees er veel over. Ik doe veel research. Hierdoor kan bij mij een boek ook wel drie jaar duren. Ik heb denk ik wel 60 tot 70 boeken voor Tot stof gelezen. Ik ben ook bijvoorbeeld naar Ieper geweest om me over het werk van brancardiers te informeren en naar de Dr. Gueslainkliniek in Gent waar men veel kunst heeft van psychiatrische patiënten. Dit komt ook terug in het boek.” Daarna was het snel geregeld. “Ik kwam vervolgens terecht bij Meulenhoff- Boekerij. Die kwamen met het idee van een pseudoniem. Bij de inkopers van boekhandels werkt het zo dat ze naar eerdere verkoopcijfers kijken en die waren als Gauke Andriesse niet heel erg hoog. Voor mij voelde dat ook goed omdat ik het schrijven als Felix Weber als een nieuwe start zie.”

Waarom dan de naam Weber?

“Mijn moeder woonde met haar zussen en ouders in Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog. Alle vrouwen kwamen in een kamp en de mannen ook. Mijn opa stierf in zo’n kamp. Mijn moeder is teruggekomen naar de oorlog. Die kwam ook van een koude kermis thuis. De naam Weber is van mijn moeder en opa. Ik ben een keer teruggegaan naar Indonesië waar mijn opa begraven ligt. Het trof me als heel verdrietig dat zo’n man daar ligt: een graf dat nooit meer bezocht. Ik dacht toen: dit is een eerbetoon. Mijn moeder vond dit ook mooi. Die is bij de boekpresentatie geweest en het deed haar echt wat.”

En Felix?

“Felix is overigens toevallig.”

Hoe doe je dat? Zo’n boekpresentatie, terwijl je een pseudoniem hebt?

“We wilden het eerst geheim houden maar dat lukte niet. Al heel snel werd ontdekt wat mijn echte naam is. Ik doe daar ook niet moeilijk over hoor. Als het bekend wordt, maakt dat niet uit. Belangrijkste is dat het als een nieuwe start voelt.”

“Ik heb voor Tot stof een nieuwe personage gecreëerd. De keuze voor een historische thriller is eigenlijk toevallig. Ik lees veel en toen dus dat onderwerp, verzet. Ik heb iets met dingen die me bitter stemmen. Hoe kan het dat mensen die verzet boden en echt hun leven waagden, veelal toch zo slecht zijn behandeld na de oorlog. Dat is toch een verhaal waard? En toen stootte ik op de affaire in Heel, met het overlijden van al die gehandicapte kinderen. Daarover verscheen net een rapport van het Openbaar Ministerie. Het is een onderwerp dat veel indruk maakt, maar: je moet niet vergeten dat de overheid niets deed voor gehandicapte kinderen. De Kerk nam daarom de zorg vaak op zich. Dit soort internaten, met wel 20 broeders, vaak bejaard, moest dan de zorg bieden. Die waren er niet voor opgeleid. Dus barmhartigheid zorgde voor deze zorg. Ik geef het je te doen. Daarom geef ik er geen waardeoordeel over. Blijkbaar is er iets mis gegaan, waardoor er kinderen zijn geëuthanaseerd, waarschijnlijk want niemand kan met zekerheid zeggen wat zich daar precies heeft afgespeeld.” Weber spreekt bevlogen verder. “Overigens ook zoiets, Bernhard: die man heeft nooit iets gepresteerd en dan toch zo’n prominente rol. Raar toch? Hij mocht zelfs de Binnenlandse Strijdkrachten aanvoeren en maakte daar een zooitje van. Alweer zo’n onderwerp dat me pakte.” “Al deze onderwerpen samen in één verhaal, Tot stof. In recensie las ik: ik heb de sfeer van de jaren vijftig goed getroffen. Dat is een mooi compliment en daarvoor lees ik ook zoveel boeken over die tijd. Ik verzin dat niet. Ik heb ook oude boeken gezocht over het leven in bijvoorbeeld internaten. Zelfs Lubbers e.d. hebben in internaten gezeten dus er is veel over te lezen. Ik kan ook niet anders: ik kom niet uit die tijd dus ik moet er wel veel over lezen. Mijn bescheiden mening is dat dit een goede thriller onderscheidt van een niemendalletje. Goede research is eruit te filteren. Het is voor mij ook serieus werk, dus ik benader het ook zo. Ik moet er veel vanaf weten voordat ik erover ga schrijven.”

Lees je ook werk van je collega thrillerauteurs?

Weber leest weinig ander werk van thrillerauteurs. Hij doet dan ook weinig inspiratie op van zijn collega’s. Wel wil hij Michael Connelly en Philip Kerr benoemen. “En Connelly. Die schrijft veel, en het wordt ook wat minder. Harry Bosch is wel een geweldige hoofdpersoon en zijn verhalen zijn spannend. Kerr schrijft geschiedkundige thrillers en dat is interessant. Van beide is ook goed dat ze round characters schrijven. Ze doen veel moeite om de persoon goed neer te zetten. Vlakke karakters vind ik niets. Ik sla dan het boek direct dicht. Een hoofdpersoon moet geloofwaardig zijn. Dat doe ik zelf ook met mijn hoofdpersonen. Van Nederlandse collega’s lees ik weinig. Er is veel middelmatig werk op de markt. Ik hoor wel eens: de eerste zin van een boek is belangrijk. Die moet pakkend zijn. Dat vind ik dus niet. De laatste zin moet juist treffend zijn. Want daarmee hou je een lezer vast.”

Waarom geen nieuwe serie schrijven?

Ik heb geen poging gedaan een nieuwe serie te schrijven. Dat heb ik al eens gedaan. Nu wil ik iets anders. Dat geldt dus ook voor mijn nieuwe boek. Ik schrijf geen vrolijke boeken. Ik schrijf nu over nazi’s in Argentinië. Dat doe ik aan de hand van de ervaringen van een Nederlandse vrijwilliger van de Waffen SS. Hierin merk ik wel dat je opnieuw veel moeite moet doen. Dat is overigens anders dan Siem Coburg uit Tot stof. Deze hoofdpersoon voel ik namelijk niet direct sympathie voor, terwijl dat voor Coburg wel zo was. Zo’n onsympathieke persoon wek ik tot leven door zijn verleden uiteen te zetten. Hierdoor zal de lezer zich kunnen gaan inleven. Dat verleden bepaalt een persoon. En ook de omstandigheden waarin hij verzeild raakt. Je hebt dat niet altijd voor het kiezen. Ik geef hem zo langzaam vorm. Het verhaal speelt zich af na de Tweede Wereldoorlog, maar heeft veel flashbacks naar de oorlog. De hoofdpersoon gaat naar Argentinië omdat daar veel oorlogsmisdadigers zitten. En omdat hij het Nederlands staatsburgerschap niet meer heeft, omdat de regering na de oorlog van alle Nederlandse SS’ers het burgerschap afnam. Hij is dus niet meer welkom, en gaat naar Zuid-Amerika. Hij maakt gebruik van een zogenaamde ‘ratline’ om te vluchten naar Argentinië. De verontwaardiging in dit verhaal zit hem voor mij deels in het feit dat nazi’s die vreselijke misdaden op hun geweten hadden, in Argentinië gewoon als vrije mensen over straat konden. Overigens waren er veel ook welkom in Amerika, als ze kennis hadden waar de Amerikanen behoefte hadden Daarnaast deed Argentinië er alles aan om hun rijkdom, wat ze toen hadden, verder uit te breiden. Ze wilden een wereldmacht worden omdat de rest in puin lag. Daar paste ook een groot leger bij. Duitse wetenschappers konden Perón hierbij helpen. Ze deden dus niets om de wereld te helpen, maar wilden zelf groter worden. En de Duitsers hadden daar een luizenleven. Bizar. Overigens speelt Martin Bormann ook een belangrijke rol in mijn nieuwe boek.”

Zijn nieuwe boek laat nog minstens twee jaar op zich wachten.

“Immers, ik doe veel onderzoek voordat ik schrijf. Dat duurt nog wel even.” De koffie is op. De chocola ook. Ik bedankt Weber vriendelijk en stap weer in de auto. In mijn hoofd: een goed gesprek.

Afbeelding
geen
Marinus van de Velde
Ik ben Marinus van de Velde, van bouwjaar 1984. Ik mag mezelf de eigenaar noemen van ThrillZone! Ik lees al van jongs af aan. Mijn interesses liggen breed; Scandi, Nederlandstalig, spionage, maar ik vind Baldacci en Lee Child bijvoorbeeld ook geweldig. Lezen voor ThrillZone betekent soms het oprekken van je comfortzone en dat lukt goed!

Reactie toevoegen

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.