Voordat de Engelse Rosamund Lupton fulltime auteur werd, was ze recensent voor het literaire magazine Literary Review en scenarioschrijfster voor de BBC. In 2010 verscheen haar debuutthriller Zusje en dit werd meteen een doorslaand succes: het werd in meer dan 30 talen vertaald en wereldwijd zijn er zo’n 1,5 miljoen exemplaren van verkocht. Het was zelfs het snelst verkopende debuut van een Britse auteur ooit. Hierna verschenen Later in 2012 en Dochter in 2015. Na een lange stilte is Lupton nu terug met Drie uur en naar aanleiding hiervan mochten wij haar een paar vragen stellen.
Na een break van het schrijven ben je nu weer terug! Hoe voelt het om een nieuw boek te hebben?
Het is tegelijkertijd spannend en kwetsbaar. Ik schrijf het boek thuis en alleen een handjevol familie en vrienden weet waar het boek over gaat. Het is een privéaangelegenheid. En dan opeens gaat het boek de wijde wereld in en heeft iedereen, vooral op social media, er een mening over. Ik moet opeens naar buiten om over het boek te praten en dat vind ik soms best een beetje angstaanjagend. Tegelijkertijd vind ik het erg leuk om lezers te ontmoeten.
Wat vind je ervan de Drie uur zulke goede reviews krijgt?
Ik voel me heel dankbaar en zelfs een beetje nederig. Het is een prettig gevoel als lezers naar me toe komen en zeggen dat ze begrijpen wat ik wilde overbrengen met dit boek. Het was een moeilijk boek om te schrijven: ik heb vijf verhalen geschreven en die moest ik bij elkaar brengen tot één goedlopend verhaal. Het is dan echt heel fijn als je hoort dat mensen het een goed boek vinden. Tuurlijk zijn er altijd mensen die het niks vinden, maar dat hoort erbij en de meeste reacties zijn overwegend positief.
Hoe ben je op het idee gekomen van dit boek, want het is best een pittig onderwerp?
Het is eigenlijk begonnen met de stapel boeken voor de bibliotheekdeur en het niet weten wat er om de hoek gebeurde. Op dat moment was ik erg bezig met het rechts-extremisme dat hier in Engeland in opkomst is en dat tegenwoordig sneller leden rekruteert dan IS. Ik probeer dus te schrijven over dingen waar ik zelf bang voor ben. Hier in Londen wordt er bijvoorbeeld geoefend met het op slot gaan van de scholen mocht er een schietpartij plaatsvinden. Gelukkig is dit nog niet gebeurd, maar we woonden destijds tegenover de school van mijn kinderen en de sirenes die tijdens zo’n oefening afgingen, gingen door merg en been.
Heb je veel research moeten doen voor dit boek?
Ja! Ik heb vooral veel online research gedaan. Ik ben erg geïnteresseerd in hoe terroristen social media gebruiken om mensen te beïnvloeden. Ik ben op het ‘dark web’ geweest en dat was eigenlijk verrassend makkelijk. Ik vind het heel alarmerend dat kinderen op hun telefoon binnen tien minuten op het dark web kunnen zitten. Verder heb ik hulp gehad van een lokale politieagent want ik vind het erg belangrijk dat de feiten en de procedures die ik beschrijf kloppen.
Wat interessant is aan dit boek, zijn de dialogen die de moeder van de dader met de dader in haar hoofd heeft. Waarom heb je hiervoor gekozen?
De verhouding tussen moeder en dader is begonnen als een reeks monologen. Voor mijn gevoel was hun relatie het beste te beschrijven door middel van gesprekken die ze samen hebben. Het gaat om de conversaties tussen een moeder en een kind die close zijn met elkaar. Hiervoor heb ik inspiratie gehaald uit de gesprekken die ik met mijn eigen tienerzoon heb. Ook vond ik het belangrijk om te laten zien wat radicalisering met iemand kan doen en hoe dit voor een moeder als een totale verrassing kan komen.
Zou je kunnen zeggen dat het weer als het ware een apart karakter is in het boek?
Als ik zelf een boek lees, dan wil ik het als het ware kunnen voelen. Ik wilde dat het donker en de kou een extra vijand waren in mijn boek. Bovendien is de sneeuw een fysieke manifestatie van wat er gebeurt in het boek: de dag begint als een normale schooldag totdat opeens alles verandert en sneeuw zorgt ervoor dat een landschap onherkenbaar wordt. Het weer geeft het boek bovendien een claustrofobisch tintje.
Hoe ziet een schrijfdag er voor jou uit?
Dat ligt eraan in welke fase het boek zich op dat moment bevindt. In de beginfase schrijf ik eigenlijk vrij weinig en heb ik nog alle tijd om naar een cafeetje te gaan of met vrienden af te spreken. Als ik in het midden van een boek ben schrijf ik meestal van 7:30 uur ’s ochtends tot de avond en in de eindfase trek ik er echt twee volle dagen voor uit: van 6 uur in de ochtend tot tien uur ’s avonds.
Heb je nog advies voor beginnende schrijvers?
Laat je niet ontmoedigen, maar blijf doorgaan. Zorg dat je een goed verhaal hebt, want dat maakt het schrijven zoveel makkelijker. En lees heel veel!
Heb je zelf nog tijd om te lezen?
Gelukkig wel. Ik lees elke avond voor het slapen gaan, daar ben ik verslaafd aan. Ik ben als de dood dat mijn Kindle leeg is of stuk gaat. Ik lees zowel fictie als non-fictie boeken. Voor het slapen gaan lees ik vooral non-fictie, want het is heel gênant, maar van crime boeken voor het slapen gaan krijg ik erge nachtmerries. Veel dank aan uitgeverij De Boekerij voor het mogelijk maken van dit interview.