Overslaan en naar de inhoud gaan

Dat corona ook zo zijn uitwerking heeft op de contacten tussen diverse thrillerwebsites en de auteurs van dit genre, zal niemand echt verbazen. Daar waar in ‘pre-corona tijd’ de interviews voornamelijk face-to-face werden gedaan, zijn we nu met name afhankelijk van allerlei digitale trucjes zoals Zoom, Teams en Skype. Maar de simpelste manier blijft nog steeds de vragen opsturen via de mail en nadat het nieuwe boek van Tomas Ross eind januari verscheen kreeg ThrillZone de gelegenheid om de grootmeester van de faction een aantal vragen voor te leggen over zijn nieuwe boek Indisch requiem.

De vorige afspraak met Tomas Ross dateerde nog van 22 februari 2019, toen bij boekhandel Scheltema de Nacht van het Spannende boek werd georganiseerd, waar Ross zijn toen nieuwe boek Blonde Dolly zou presenteren. Helaas kon deze afspraak niet doorgaan omdat de schrijver met een stevige griep het bed moest houden. Een teleurstelling op een overigens alsnog geslaagde avond, alwaar ThrillZone auteur Felix Weber voor een breed publiek mocht interviewen.

Tomas Ross behoeft natuurlijk geen introductie meer. Na meer dan 70 boeken die vanaf 1980 zijn verschenen, heeft hij zijn sporen meer dan verdiend in de Nederlandse literatuur. Hij is de enige thrillerauteur die zo nu en dan bij Nieuwsweekend op Radio 1 mag verschijnen om over zijn boeken te praten, iets wat zelden gebeurt binnen de enigszins elitaire rubriek op de zaterdagochtend. Dat het thrillergenre een meer dan volwaardig genre is, die discussie zullen we hier niet opwerpen… Indisch requiem is voor Ross na de Indische trilogie de afsluiting van de verhalen met Arnie Springer en tevens zijn hiermee zijn verhalen over Indië afgerond en heeft hij de gehele periode 1941 tot 1965 beschreven. Op naar nieuwe projecten en nieuwe hoofdpersonages! We stelden Ross de volgende vragen.

Het uitbrengen van Indisch requiem stond origineel gepland voor begin van 2020, maar is uitgesteld naar uiteindelijk januari 2021. Wat was de belangrijkste reden voor dit uitstel en waar zit het grootste verschil tussen de eerste en de uiteindelijk uitgebrachte versie?

TR: Er zijn een tweetal redenen waardoor het uitbrengen van Indisch Requiem zo lang duurde. Ten eerste nam de research voor dit boek veel meer tijd in beslag dan vooraf was bedacht. Daarnaast had ik aanvankelijk een geheel ander plot in gedachte. Dit bleek echter simpelweg niet te kloppen en na terechte kritiek door de uitgeefster en de redacteur is er dus een ander plot gekomen.

Hoe lukt het u telkens weer om met een grote diversiteit aan personages en gebeurtenissen in een boek, dan toch een dermate helder verhaal te schrijven waarbij je als lezer zelden de draad kwijtraakt?

TR: Vanwege het onderwerp dat nu eenmaal complex is en waarbij veel historische personages een belangrijke rol spelen. Ik hoef dat niet te bedenken, die diversiteit en gebeurtenissen, afgezien van wat mijn fictieve hoofdpersonen overkomt, hebben zich nu eenmaal werkelijk voorgedaan.

Telkens als er een boek verschijnt waarbij de Nederlandse rol in Indonesië wordt benoemd, lijkt het wel alsof er een open zenuw in een deel van de samenleving wordt geraakt. Heeft u negatieve reacties gekregen over het feit dat in de verhalen met Arnie Springer als hoofdpersonage deze open zenuw geraakt wordt? TR:

Ja, natuurlijk. Zodra je over Indië schrijft weet je gewoon dat het heel gevoelig ligt. Ik vind wel dat er nu te veel uit een eigentijds perspectief wordt gedacht en te weinig rekening wordt gehouden hoe er toentertijd, in de periode waarin Indisch Requiem zich afspeelde, werd geredeneerd.

Na de trilogie Voor Koningin en Vaderland gaf u aan wel een beetje genoeg te hebben van het hoofdpersonage Daan Kist, na drie boeken. Heeft u datzelfde gevoel nu ook met Arnie Springer?

TR: Jazeker, na de Indië Trilogie en Indisch Requiem komt er vooralsnog geen Arnie Springer meer. En net als met destijds Daan Kist is het altijd een genoegen om weer een nieuw personage te bedenken (behalve in je huwelijk!)

U heeft nu vier boeken geschreven over de ontwikkelingen in Indonesië na de bezetting door Japan en de ontvlechting van Nederland. Is voor wat u betreft nu het verhaal verteld of kunnen we ons verheugen op meer verhalen in de trend van Indisch Requiem?

TR: Naast Van de doden niets dan goeds, De onderkoning van Indië en Het verdriet van Wilhelmina schreef ik per slot van rekening ook al De honden van het verraad, De broederschap en Tranen over Holland, waarmee ik de gehele periode van 1941 tot 1965 coverde. Dus de verhalen over Indië zijn verteld.

Op sociaal media waren, bij de aankondiging van uw boek, een aantal niet misselijke commentaren. Een aantal mensen hesen Raymond Westerling opnieuw op het schild en vonden dat Nederland beter af was geweest met meer van deze ‘helden’. Kunt u zich deze gevoelens voorstellen aan de hand van wat we eigenlijk weten wat deze man gedaan heeft?

TR: Ook in het geval met Raymond Westerling weet je, als je daar over gaat schrijven, dat het bij een grote groep zeer gevoelig ligt. Westerling wordt nu terecht als oorlogsmisdadiger neergezet maar voor heel veel Nederlanders, en Indonesiërs, was hij dat toen zeker niet.  Hij handelde ook niet alleen, en je moet ze de kost vandaag niet geven die nog altijd vinden dat hij gelijk had. Dus zal je hier altijd twee kampen blijven houden.

U wordt over het algemeen gezien als de uitvinder van de ‘faction’; een mengeling tussen feiten en fictie.  Wat is voor u de perfecte balans tussen deze feiten en fictie?

TR: Ik vind dat in het algemeen 70% van de feiten en de gebeurtenissen in mijn verhalen moeten kloppen en dus ook door de lezers daadwerkelijk controleerbaar moeten zijn. Volgens mijn mening is er dan een hele goede balans tussen feiten en fictie. De overige 30% is speculatief en dus door mij vrij in te vullen.

Wat is voor u het lastigste om een faction boek te schrijven? Is dat het samenbrengen van de feiten en de fictie? Of de beperkingen die dit met zich meebrengt?

TR: Dat levert behoorlijk wat problemen en beperkingen op, want ik moet mij qua plot en plotontwikkeling dus werkelijk aan die feiten houden. Anders dus dan bij pure fictie waarbij je de werkelijkheid naar je hand zet, wordt de mijne naar de werkelijkheid gezet.

Zou u zich kunnen voorstellen om een faction boek te schrijven over een kwestie die zich niet in de Nederlandse geschiedenis heeft afgespeeld. Zoals bijvoorbeeld de Promo affaire in Groot-Brittannië?

TR: Nee, ik zou nooit over de affaire Promo of de moord op de Kennedy’s om maar twee voorbeelden te noemen, kunnen schrijven, alleen tenzij er een duidelijke Nederlandse invalshoek bestaat. Ik zou nooit kunnen schrijven over een context die mij vreemd is of waarin ikzelf niet geloof.

In 2019 heeft u zich in antwoord op een blog duidelijk uitgelaten over de kwaliteit van een flink aantal Nederlandstalige thrillers. Dit heeft u een fikse lading kritiek opgeleverd, waarbij men het nodig vond om op de man te spelen. Trekt u zich dit soort kritiek aan? Of kunt u dit zich vrij gemakkelijk van uw afschudden?

TR: Het is een misverstand dat ik veel kritiek zou hebben op de kwaliteit van de Nederlandtalige thrillers. Waar ik wel kritische kanttekeningen bij zet is het uitgavebeleid. Veel uitgevers geloven nog steeds dat kwantiteit meer op zal leveren dan het bieden van kwaliteit en zij proberen dus maar wat.

Wat vindt u in zijn algemeenheid over de kwaliteit van de huidige Nederlandse thrillerschrijvers? En ziet u talenten in de huidige lichting?

TR: Zoals ik zal zei heb ik niet veel kritiek op de kwaliteit die wordt geleverd. Er zijn- ik noem geen namen- hele goede auteurs in het genre die, naar mijn mening, veel te weinig aandacht krijgen en zonder moeite zich gemakkelijk kunnen meten met de onophoudelijke stortvloed aan buitenlandse thrillers.

U krijgt in het algemeen goede kritieken op uw boeken.  Bent u daar gevoelig voor of bent u daar niet zo mee bezig?

TR: Aanvankelijk was dat van belang voor mij, maar nu allang niet meer. Maar blijft het natuurlijk altijd echt heel leuk om een goede recensie te krijgen.

U heeft een aantal maal samen met andere auteurs verhalen geschreven zoals met Corine Hartman. Hoe is deze samenwerking bevallen en zou dit in de toekomst nog vaker kunnen gebeuren ook met andere schrijvers?

TR: Dat hangt heel erg af van het idee en de inbreng die de ander wil leveren. Wat dat aangaat zijn mijn ervaringen wisselend. Soms is het een prima stimulans omdat de ander zijn aandeel levert maar soms kan het ook een flinke blokkade opleveren. Ik zeg niet direct ‘nee’ als de vraag zich zou op doen, maar ik zou het niet meer zo snel doen.

U heeft nu tweemaal een trilogie geschreven. Voor Koningin en vaderland en De Indië Trilogie. Was dit een vooropgesteld plan of is dit zo gegroeid dat u dermate veel historische informatie had dat dit niet in 1 boek paste?

TR: Nee, zowel Voor Koningin en Vaderland en voor De Indië Trilogie, was het idee nooit om een trilogie te schrijven. Dat idee ontstond pas na elk boek. De reden was inderdaad het feit dat er zoveel ‘meer’ uit te halen viel.

U schrijft met enige regelmaat over het Koningshuis. Is dit een vorm van rebelsheid tegen het braafjes en lijdzaam volgen van het overgrote deel van de Nederlandse bevolking?

TR: Ik kan er niets zoveel aan doen, maar bij vrijwel elke onopgeloste affaire in de afgelopen decennia is wel een lid van de Oranjes betrokken. En dan met name Bernhard senior. En eerlijk gezegd; wat moet ik in godsnaam met mensen als Wim Kok of Jan- Peter Balkenende. Daar kan ik helemaal niks mee.

In een interview van 14 december 2004 in de Volkskrant hebben Pieter Broertjes en Jan Tromp met Prins Bernhard gesproken over met name Omwille van de Troon. Zij gaven de prins alle ruimte en mijns inziens ook zonder tegenspraak om zijn verhaal te vertellen. Hij eindigde dit interview met de opmerking, “Als het beeld is dat ik nu en dan een deugniet was, dan gun ik dat de mensen, maar ik zou het heel erg vinden als ze denken; hij deugde niet. In hoeverre heeft u last gehad van dit interview of was u juist blij dat er eindelijk eens een geluid kwam van de Oranjes??

TR: Nee, daar heb ik geen last van gehad. Dat gehele interview deugde van geen kant en stond met leugens van Bernard. Het was je reinste hielenlikkerij van Tromp en Broertjes. Dus er was ook eigenlijk geen reden om daar last van te hebben.

U heeft enige tijd geleden aangegeven dat u op aandrang van uw vrouw het wat rustiger aan gaat doen. Wat zijn u toekomstplannen en heeft u misschien al ideeën voor nieuwe verhalen?

TR: Ik ben zeker niet van plan om nu al stil te gaan zitten. Mijn nieuwe boek, bestemd voor dit najaar, is getiteld In de Schaduw van de Muur. Het gaat over operaties van de Oost-Duitse Stasi in Nederland in de jaren zestig en de toenmalige BVD.

En daarmee sluiten we dit ‘gesprek’ af.

Zo is er aan het einde van het interview zelfs nog een nieuwtje te melden en iets om reikhalzend naar uit te kijken. Ook dit boek zal waarschijnlijk en hopelijk weer van de hoge kwaliteit zijn die we al zo lang van Tomas Ross gewend zijn. Persoonlijke noot van de interviewer: mijn dank gaat natuurlijk allereerst uit naar Tomas Ross die de tijd genomen heeft om deze vragen allemaal te beantwoorden. Hierdoor is het volgens mij een mooi interview geworden en dat ondanks de beperkingen die corona met zich meebrengt. Ik hoop dat, wanneer dit achter de rug is, er ooit nog eens een gelegenheid komt om Tomas Ross face-to-face te kunnen spreken. Ook wil ik Nanda Brouwer van Cargo en natuurlijk Marinus van de Velde bedanken voor de gelegenheid die mij werd geboden. Joop Hazenbroek

Joop Hazenbroek

Reactie toevoegen

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.