De Ripper files nr. 5
“Eén koffiebroodje, graag.”
Het is het eind van de middag. In de vitrine van de bakker in de Theresiastraat liggen de laatste twee koffiebroodjes naast elkaar op een schaal. De ene is mooi rond, gelijkmatig gebakken en royaal voorzien van glazuur. De andere is duidelijk te hard gegaan in de oven. De randen zijn donkerbruin, hij is kleiner, bijna ovaal van vorm. Zelfs het laagje glazuur is te dun en zit er scheef op, alsof een duif er zijn grote boodschap op heeft gedaan.
“Natuurlijk.” De verkoopster pakt geroutineerd de tang waarmee het gebak gepakt kan worden. Even kijkt ze me aan. Een snelle blik, meer niet. Een fractie van een seconde maar. En dan realiseer ik me wat er aan de hand is. Ze maakt een inschatting: kan ik die mislukte aan hem kwijt of niet?
En kwijt moet ze hem, anders blijft ze er mee zitten. Waarschijnlijk maakt ze bij elke klant die afweging en is het tot nu toe niet gelukt. De vraag is: hoe schat ze mij in?
De verkoopster is midden twintig. Ze heeft een spits gezicht, met bijna zwarte ogen. Haar kastanjebruin haar, met nog een paar decimeters blond aan de uiteinden, heeft ze strak achterover getrokken in een paardenstaart. De donkere bedrijfskleding zit vol bloem en poedersuiker. Ze buigt zich voorover, en de tang verdwijnt in de vitrine.
Wat gaat ze doen? Welke gaat ze pakken?
Ineens lijkt mijn hele bestaan naar dit moment toe te hebben bewogen. Mijn Dag des Oordeels is aangebroken. Voor eens en altijd gaat me de maat genomen worden.
De tang zweeft al boven de schaal.
Het moment van de waarheid nadert.
Ben ik een man die je zonder risico een mislukte koek aan kunt smeren? Ik kan het ding weigeren, natuurlijk, wanneer ze de verkeerde pakt, maar dan is het oordeel al geveld. Ik kan nu nog zeggen: niet die ene, die andere… Maar ik aarzel. Wil ik het toch weten? Ja? Nee? Waarom heb ik niet gewoon een half volkoren besteld? Of een zak krentenbollen, of een gevulde koek.
De tang heeft de schaal bereikt.
Is dat een aarzeling? Nee. Bij haar is er geen twijfel. Haar mensenkennis is onfeilbaar. Een fractie van een seconde was genoeg om mijn karakter de pols te nemen en de diagnose te stellen.
Zweet prikt onder mijn kleding. Ik probeer het traject van de tang in te schatten. Buigt ze af naar het ondermaatse product? Of beeld ik het me in?
Ik kan de spanning niet meer aan. “Weet je wat,” zeg ik snel. “Doe er maar twee.”
Een brede lach verschijnt op haar gezicht. Ineens ben ik een held. Een heilige. Iemand die in het asiel niet alleen dat schattige katertje, maar ook zijn minder goed gelukte broertje adopteert. Een nobel mens.
In een oogwenk wipt ze beide broodjes in een papieren zakje, vouwt het dicht, en legt het op de toonbank voor me.
“Anders nog iets?”
Ik heb deze koffiebroodjes-anekdote bedoeld als een bruggetje. Geen geweldig bruggetje, dat geef ik toe. Een wankel ding. Zo’n van lianen aan elkaar geknoopte, heen en weer zwaaiende Indiana Jones constructie waarvan de uiteinden – close-up in beeld – dreigen door te schuren. Maar goed, een brug dus. Naar nog een Dag des Oordeels. Degene die aanbreekt als De Ripper connectie eind mei op de markt verschijnt.
Tot nu toe heb ik geen enkele reden om te klagen over de reacties, maar het blijft spannend natuurlijk. Welk broodje heb ik gebakken?
Publicatie betekent het eindpunt van een reis die begon bij station Idee, vervolgens scenario en research passeerde, en dan een enorm lang stuk aflegde tot de halte Voltooid Manuscript.
Na goedkeuring door de uitgever is het manuscript naar de persklaarmaker gegaan; de eerste stap in de transformatie van een Word-bestand tot een boek. Meerdere correctierondes volgden. Intussen is er natuurlijk een omslag om over te beslissen, een achterkant om een wervende tekst voor te verzinnen. Een dankwoord en een verantwoording om te schrijven. Een motto om uit te zoeken…
Uiteindelijk gaat alles samenkomen in een proef die nog een laatste mogelijkheid biedt om iets te veranderen. Daarna moet ik het uit handen geven en kan er geen komma meer aan veranderd worden. Want de volgende stap is de drukker.
Een kopstation.
En daarna is het zo ver. Na een jaar hard werken ligt het boek straks in de boekhandel. Een mooi en altijd ontroerend moment (zoals elke schrijver het ervaart, neem ik aan) waarop ik me in de wolken bevindt. Met een regenboog om mijn schouders.
Een moment om naar vooruit te kijken.
Nog even en dan zit mijn primaire taak erop. Dan zullen mijn hoofdrolspelers Ida de Morsain en Julius Katz het verder moeten gaan doen, wanneer ik ze voor de derde keer de wijde wereld in stuur. Dan is het tijd om Jack the Ripper op de lezer los te laten. En om zijn identiteit te onthullen.
Over de relatie tussen publiek en schrijver, dus tussen u en mij, valt veel te zeggen. En is ook veel gezegd. Ik leg me neer bij een uitspraak van uitgever Joost Nijsen:
“Zonder schrijvers is er geen kaartenhuis. Zonder lezers stort het kaartenhuis in.”