Toen Karin Fossum, of Karin Mathisen zoals zij in Noorwegen in de burgerlijke staat is ingeschreven, in haar tienerjaren begon met het schrijven van gedichten deed ze dit voornamelijk uit oprecht onschuldig enthousiasme. Ze wilde haar gedachten vormgeven in gedichten en deze met de wereld delen.
Als ze in 1975 haar eerste gedichtenbundel uitbrengt gaat dit nog met een jonge onbevangenheid. Tot haar verbazing heeft deze eerst bundel succes en krijgt ze lovende recensies en valt ze zelfs in de prijzen met deze eersteling.
Nooit had ze zich op deze leeftijd gewaar gemaakt van het feit dat er wel degelijk ook lezers waren die niet op haar hersenspinsels zaten te wachten. Dit soort gedachten waren voor Karen Fossum iets wat niet bij haar gedachtegang hoorde.
Dit werd echter compleet anders toen zij een jaar later haar tweede bundel uitbracht. Bij verschijning van dit boek waren plotsklaps niet alle commentaren lovend, maar sommige kritisch, negatief en zelfs vernietigend. “Eendagsvlieg” was de benaming die al snel op haar werd geplakt.
Fossum had deze negatieve reacties niet aan zien komen. Natuurlijk wist ze donders goed dat niet iedereen haar werk zou bewonderen, maar sommigen die haar eerste werk zo bewierookten, hadden hun pen nu gedoopt in vitriool en lieten geen spaan heel van haar zo geliefde werk. Er knakte iets in de jonge onbevangenheid.
Eigenlijk is dit een terugkerend fenomeen. Schrijvers die bij hun debuut alle lof krijgen toe gestrooid, die maar mogelijk is. In een hoop gevallen wordt de druk om dit niveau te handhaven of om zelfs te verbeteren een ware marteling, met als gevolg dat een vervolgsucces vaak een utopische gedachte wordt.
Niet zelden wordt dit aangejaagd door mensen of uitgevers om de schrijver heen. “Het momentum vasthouden” is dan vaak het credo, het succes te gelde maken. Niet zelden komt het voor dat de schrijver in kwestie nog wel iets op de plank heeft liggen wat zelden het gewenste niveau haalt, maar toch maar wordt uitgegeven om niet de aandacht te laten verslappen.
De kritiek die dan op de bewuste schrijver neerdaalt kan tweeledig uitpakken. Er zijn schrijvers die hard aan de slag gaan met de geleverde kritiek, maar voor sommige, waaronder Karin Fossum is het een reden om het bijltje erbij neer te gooien.
Bij haar kwam de druk bij het uitgeven van haar tweede bundel nooit voort uit druk van de buitenwereld, maar enkel en alleen vanuit het enthousiasme van een jongvolwassen vrouw, die niets liever deed dan haar gedachten op papier te zetten en deze te delen.
Hierdoor moet de kritiek op haar tweede bundel dubbel zo hard zijn aangekomen, haar dermate hard hebben geraakt, dat zij besloot om te stoppen met publiceren. Haar onbevangenheid had plaats gemaakt voor angst en wantrouwen. Datgene wat voor haar gewoon plezier moest zijn had opeens een negatieve lading gekregen en de constante vraag die in haar hoofd speelde was of zij wel goed genoeg werd bevonden. Een vraag die haar beknelde en blokkeerde.
Karin Fossum besloot zich vanaf dat moment op haar maatschappelijke carrière te storten. Want de kachel moet ook branden immers.
Naast het schrijven had Karin zich in haar tienerjaren ook geschoold als hulpverlener en in die hoedanigheid werkte zij in diverse instellingen, zoals ziekenhuizen en psychiatrische klinieken. En ze werkte veel. Ze was inmiddels een alleenstaande moeder, die ervoor had gekozen om haar kinderen en zo goed en comfortabel leven te geven wat in haar mogelijkheden lag.
In de vele uren die ze als hulpverlener maakte kwam ze allerlei mensen tegen van diverse pluimage. En van alle mensen waarmee ze in contact kwam pikte ze zaken en gevoelens op. Mede door haar professionaliteit kweekte ze een observeringsvermogen die haar in de toekomst handig van pas zou komen.
De passie voor het schrijven mocht dan plaats hebben gemaakt voor haar maatschappelijke carrière, en wat zijn gedimd, maar deze manier om haar expressie te uiten werd met de jaren weer sterker.
Maar in plaats van het schrijven van gedichten, wat nog steeds een vorm van angst bij haar op riep, wilde zij eigenlijk haar ervaringen die ze in de diverse instellingen had opgedaan met de menselijke psyche, in een vorm van een thriller verwerken.
Wat zij echter niet wilde was een thriller schrijven waarbij geweld en bloederige taferelen de rode draad zouden vormen. Juist haar professionaliteit in haar dagelijkse leven moest de rode draad worden voor de verhalen die ze in haar hoofd had zitten. Ze wilde een verhaal schrijven waarbij ze haar lezer ook een vorm van sympathie voor het slachtoffer maar ook voor de eventuele dader moet kunnen opbrengen.
Vooral het idee dat niet alle daden in haar boek zouden voorkomen als zwart/wit worden beoordeeld, maar een zekere nuance aangebracht zou worden, was voor haar de grootste opdracht die ze zichzelf had opgelegd.
Bij een insteek van het verhaal die zij in gedachte had, paste ook een inspecteur, die naadloos hierin meeging. En zo ontstond Konrad Sejer, een antiheld die in niets te vergelijken is met andere hoofdpersonages, die in de diverse andere misdaadromans worden opgevoerd.
In essentie is Sejer een dodelijk saai personage, die door Fossum omschreven wordt als ‘netjes een iemand die nooit buiten de lijntjes kleurt. Verwacht van Sejer geen aanvaringen met leidinggevenden, geen buitensporige uitspattingen op privégebied en geen alcoholprobleem. Nee, Sejer zou eenieder zijn buurman kunnen zijn.
In een Noors interview uit 2009 geeft Fossum uitleg hoe ze Sejer precies ziet en hoe belangrijk deze nogal saaie man eigenlijk is voor haar verhalen.
“Mijn detective in mijn boeken is niet heel belangrijk voor mij. Ik voer hem op in mijn verhalen omdat hij een klus heeft te klaren en het is nooit mijn bedoeling geweest om deze man op te voeren als een belangrijke factor”. “Eigenlijk moet je Sejer zien als een soort smeermiddel om mijn verhalen aan elkaar te schrijven”. “Zo is ook zijn relatie met zijn assistent gebaseerd ook gelijkheid, niet de standaard chef-assistent hiërarchie, maar soms wordt deze ook omgedraaid”. “Sejer is vooral ingestoken als een vrij ouderwetse man, die een beetje in het verleden is blijven hangen, dus heeft hij jonge mensen om zich heen nodig om de wereld met een frisse blik tegemoet te kunnen treden”.
Met de ervaring uit haar eigen werk en Konrad Sejer als het benodigde smeermiddel, schreef Karin Fossum in 1995 haar eerste thriller (om het in een vakje te proppen; psychologische thriller).
Eva’s oog is een verhaal over twee moorden, op een fabrieksarbeider en een prostituee, welke indirect met elkaar verbonden zijn. Wat direct opvalt in dit boek is dat het motief voor deze moorden in ons eigen dagelijkse leven is ingebed. Zelfs als de moorden zijn opgelost, zijn er in de ogen van Fossum geen winnaars, maar is iedereen die te maken hebben met een gruwelijk feit slachtoffer.
Bij het schrijven van deze eerste thriller zal Karin Fossum ongetwijfeld nog wel eens terug hebben gedacht aan de twee dichtbundels die zij in de jaren zeventig had gepubliceerd en dan met name de negatieve reacties die de tweede bundel had losgemaakt. En omdat ze ieder risico wilde vermijden, vroeg ze twee politiefunctionarissen om de omschrijvingen van de door haar opgevoerde moorden te controleren en dan in die mate dat er geen enkel connecties bestonden met daadwerkelijk eerdere moorden. Karin Fossum wilde niets aan het toeval overlaten. Van jeugdig enthousiasme tot punctuele controle, waarbij ieder risico werd vermeden.
Tot haar grote opluchting werd Eva’s oog goed ontvangen in haar eigen Noorwegen en dit zette haar aan om deze vorm van schrijven verder uit te diepen en meer van haar ervaringen als hulpverlener opgedaan, in haar verhalen mee te verwerken.
Haar door haar zo gevreesde tweede boek, Kijk niet achterom, was een nog groter succes als Eva’s oog, wat voor Fossum een ongelofelijke geruststelling moet zijn geweest en voor haar een bewijs dat ze de juiste weg in haar loopbaan had gevonden. Met dit tweede boek won ze ook nog de Riverstonprisen, een prestigieuze prijs in Noorwegen.
Dit hield in dat haar werk voor de tweede maal in de prijzen was gevallen, maar nu was Fossum niet meer die jonge, onbevangen schrijfster, maar een vrouw die een manier had gevonden, die haar succes opleverde. De angst voor slechte recensies was verleden tijd. Ze had geleerd van haar ervaringen als jonge vrouw.
Voor Karin Fossum is een moord nooit een op zichzelf staande gebeurtenis, maar zit er altijd veel meer psyche achter zo’n gruwelijke daad. En juist deze insteek is juist datgene wat het lezen van haar boeken zo apart en interessant maakt. De empathie die zij voor zowel slachtoffer als dader aan de dag ligt is het meest opvallende aan de manier van schrijven van deze Noorse auteur. Het is bij haar nooit zomaar zwart/wit, er zit altijd een dieper verhaal en motief achter.
“Een gepleegde moord is, zeker in een wat kleinere gemeenschap, een daad die een impact van generaties kan hebben”. “Dus verdiend ook deze verachtelijke daad de psychologische aandacht om de impact van een iedere betrokkenen juist weer te geven.”
Er zijn in totaal dertien verhalen geschreven met Konrad Sejer als hoofdpersonage, of zoals Fossum het omschrijft als smeermiddel voor haar verhalen. Voor de boeken met Sejer wint zij meerdere prijzen en onderscheidingen, waaronder in 2013 de Amalie Skram Prisen voor haar gehele oeuvre.
In 2020 is Fossum overgestapt naar een ander hoofdpersonage. Eddie Feber heeft het stokje overgenomen van Konrad Sejer. En om nog maar eens te onderstrepen dat deze personages niet van al te groot belang zijn voor haar, laat ze, in het eerste boek Lotgenoten, Eddie Feber pas op de laatste bladzijden van het boek zijn intrede maken.
En juist deze manier van schrijven maakt Karin Fossum een status aparte in de Scandi-crime. Door schade en schande geleerd.