Met grote namen als Austin Butler (Elvis), Barry Keoghan (The Banshees of Inisherin), en Callum Turner (Fantastic Beasts), en een productie geleid door Steven Spielberg en Tom Hanks met een budget van 250 miljoen euro, lijkt Masters of the Air een gegarandeerde schot in de roos. De serie, gebaseerd op het boek Masters of the Air: America’s Bomber Boys Who Fought the Air War Against Nazi Germany van Donald L. Miller (onze recensie lees je hier) en gepresenteerd als het derde deel in de trilogie met Band of Brothers en The Pacific, richt zich op een groep jonge piloten in de Amerikaanse luchtmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze vlogen met B-17 Flying Fortresses bombardementsmissies overdag (!) boven Duitsland. Maar ondanks het indrukwekkende talent en budget blijft de serie achter in het belangrijkste aspect: connectie met haar personages.
Adembenemende luchtgevechten
Waar Band of Brothers het Europese strijdveld opzocht en The Pacific de strijd op de eilanden, brengt Masters of the Air ons naar de cockpit van bommenwerpers boven Duitsland. En daarin slaagt de serie glansrijk. De luchtscènes zijn indrukwekkend, rauw en gedetailleerd; van de levensgevaarlijke missies boven vijandelijk gebied tot de fysieke en mentale ontberingen die piloten te verduren kregen, alles zit goed in elkaar. De spanning is voelbaar, en je wordt bijna letterlijk de ijskoude, claustrofobische vliegtuigen ingetrokken. Voor liefhebbers van oorlogsfilms is het visueel spektakel dan ook een genot.
Maar waar is de ziel?
Toch ontbreekt iets essentieels. Wat Band of Brothers zo onvergetelijk maakte, was niet alleen het oorlogsgeweld, maar de tijd en aandacht voor de levens van de soldaten. Je voelde hun angsten, dromen en persoonlijke groei, waardoor iedere overwinning en elk verlies als een klap aankwam voor de kijker. Masters of the Air weet dit menselijke aspect niet goed te vangen. Hoewel de serie vol zit met jonge acteertalenten, blijven de personages grotendeels oppervlakkig. Namen, gezichten en daden passeren, maar raken niet echt. Ze blijven stoïcijns voor zich uit kijken, met de pet half op en een zonnebril voor de ogen. Als ware het Hollywoodsterren. De momenten waarin je hun innerlijke worstelingen of achtergronden zou moeten leren kennen, voelen te vluchtig en onderontwikkeld. Uitspraken als ‘de hogere leiding geeft niks om ons’ komen daardoor niet binnen, alhoewel dat wel de tendens werd onder de jonge bommenwerperbemanningen gedurende de strijd.
Geen nieuwe inzichten
Daarnaast lijkt de serie weinig nieuws te willen zeggen over oorlog of de mensen erin. Waar het unieke perspectief van de luchtmacht juist aanleiding had kunnen zijn voor nieuwe verhalen en inzichten, blijft de serie hangen in bekende beelden van heldhaftigheid en tragiek. Het verlies van levens is schrijnend, maar komt door het oppervlakkige acteerwerk niet binnen bij de kijker. En dat had best gekund, wetende dat met het verlies van elke Flying Fortress tien jonge mannen neerstortten.
Bovendien is de laatste jaren de discussie opgelaaid of het doelbewust bombarderen van Duitse fabrieken en steden wel echt meerwaarde had, en of het ethisch verantwoord was. Die vragen komen niet naar voren in Masters of the Air, terwijl ze wel actueel zijn.
Conclusie
Masters of the Air heeft alles in huis om een klassieker te zijn: een sterke cast, een indrukwekkend productieapparaat en een uniek perspectief op de Tweede Wereldoorlog. Helaas weet de serie die potentie niet helemaal waar te maken. De luchtscènes zijn adembenemend en de schaal indrukwekkend, maar de emotionele kern ontbreekt voor een deel. Fans van grootschalige oorlogsproducties zullen ongetwijfeld genieten van de actie en cinematografie, maar wie wil meeleven met de hoofdpersonen, komt er bekaaid vanaf.