Is het voor een topauteur een goed idee om voor een nieuw boek een co-auteurschap aan te gaan? Zet je niet je eigen reputatie op het spel als blijkt dat dit idee faliekant fout afloopt? Camilla Grebe heeft voor haar nieuwe boek Het gebroken huis deze stap wel gemaakt. Nu is dit co-auteurschap er wel een die binnen de familie blijft. Carl-David Parson is namelijk niemand minder dan de zoon van Camilla, maar ook dat wil niet zeggen dat dit een roadmap to success is…
Voor Camilla Grebe is het niet de eerste keer dat zij deze stap maakte. Aan het begin van haar schrijverscarrière schreef ze vier romans met haar zus, Asa Traff. En dat bleef niet zonder succes, want voor twee boeken werden ze genomineerd voor een prestigieuze literatuurprijs.
Vanaf 2013 schreef zij samen met Paul Leander-Engstrom de Moskva Noir- trilogie. In 2015 maakte ze vervolgens haar solodebuut. Dit resulteerde in zes goed gewaardeerde boeken met Peter Lindgren en Hanne Lagerlind als hoofdpersonages. In 2021 verscheen in deze serie het laatste boek.
En nu is ze terug met Het gebroken huis, met dus haar zoon als coauteur. Geeft dit een wezenlijk ander boek dan wat we gewend zijn van Camille Grebe? Zeker wel. In haar verhalen zoekt Grebe al geregeld de wat duistere kant op. In Het gebroken huis heeft ze de teugels laten vieren en gaat ze in de richting van het bovennatuurlijke. En daar vertilt ze zich bijna aan.
Na het verlies van hun oudste dochter, door een auto-ongeluk, vluchten Marika en Leo en hun andere dochter Bisse naar een idyllisch huis net buiten het slaperige stadje Sundby. Dit huis is alles wat ze op dat moment zoeken. Rust, natuur en de ruimte om de brokstukken van hun gebroken gezin weer te lijmen. Alleen die aparte en vreemde buren lijken de stoorzenders.
Al snel slaat de rust om in een onveilig gevoel, wanneer er willekeurige voorwerpen verdwijnen en ‘s nachts onverklaarbare geluiden klinken.
Alba is een jonge politieagente met een agressieprobleem. Na een aantal gewelddadige uitbarstingen op het werk is ze naar Sundby overgeplaatst, naar een cold case-team onder leiding van de excentrieke Tore.
Als Alba een oude verdwijningszaak onderzoekt, ziet ze verbanden met haar eigen verleden en het huis dat Marika en Leo huren, en raken de levens van Alba en Marika op een griezelige manier met elkaar verweven.
Zoals we van Grebe weten, besteedt ze veel aandacht aan haar personages. Deze zijn dan ook nu weer prachtig omkleed en passen perfect in het verhaal. Ze evolueren met het verhaal mee en ze weet deze tot aan het einde van het boek constant een draai mee te geven. Niets is zoals het lijkt en dat geldt zeker voor haar personages.
En uitgerekend dat gegeven is het sterkste van het boek. Het verhaal heeft veel ingrediënten om een hoogtepunt in de carrière van Grebe te worden, maar ze laat deze kans onbenut. En er zijn verschillende reden waarom zij en (gedeeltelijk) naast zit.
Eigenlijk wedt het duo op twee paarden. De insteek is een thriller, maar met een bovennatuurlijke insteek. Het verhaal is echter te complex om dit compact aan de lezer voor te schotelen. Dus is gekozen voor een te lange intro. Dit komt de spanning niet ten goede. Als lezer word je niet echt gepakt en blijft de vraag welke kant de auteurs nu heen willen.
Als dan een richting duidelijk wordt, gaat alles in een stroomversnelling. En hierbij laat het duo diverse openstaande verhaallijntjes onafgewerkt. Dat geeft een slordig einde, waarbij alles tegelijk plaatsvindt en dit net te veel van het goede is.
Het gebroken huis, wat op uitstekende wijze is vertaald door Jasper Popma, is ook voorzien van cursief gedrukte tekst aan de voorkant van een hoofdstuk. Als lezer voel je niet aan wat de schrijvers hier mee aan willen. En dat is eigenlijk de toon van dit boek. Waar willen Grebe en Parson heen met dit verhaal?
Het kan zijn dat er nog een tweede deel verschijnt. Dat zou de open eindjes verklaren. Anders hebben Grebe en Parson een warrig boek afgeleverd dat teveel vragen openlaat.