Naar aanleiding van zijn 25e misdaadroman, Overschot, gaf René Appel een interview aan het dagblad Trouw. Na een vraag van Iris Pronk, de interviewster over het uitblijven van introspectie en niet de gedachte prijsgeven van de hoofdpersonages, zegt Appel:
Bij Overschot is van het bovenstaande geen sprake. Vanaf het begin van het boek dwingt Appel zijn lezer bij de les te blijven en tot de laatste letter weet je als lezer niet wanneer de gedachte die men heeft gevormd over de personages ook daadwerkelijk overeenkomen met wat de schrijver bedoelt. Overschot is een heel knap in elkaar gevlochten verhaal waar het met name gaat over de interactie en de onderlinge verhoudingen binnen een familie en hoe deze kunnen escaleren, wat fijnzinnig en vooral fraai is beschreven.
Arend Meulenbroek en zijn vrouw Maud hebben ogenschijnlijk een goed en gelukkig leven. De enige smet op dit leven is de zoon van Maud en stiefzoon van Arend, Ferry, die door zijn drugsproblemen met enige regelmaat als splijtzwam kan fungeren. Als Arend een dreigtelefoontje krijgt over een fikse schuld die zijn stiefzoon heeft bij een criminele schuldeiser, spreekt hij hem hierop aan, maar Ferry wuift de kwestie gemakzuchtig weg. Deze bedreiging en het feit dat Ferry niets aan de verslaving wil doen, zorgen ervoor dat Maud en Arend de situatie boven het hoofd groeit.
Als Arend dan ook nog betrokken raakt bij een verkeersongeluk met een jong meisje als slachtoffer, stapelen de problemen zich alleen maar op. Zeker als Ferry zich nog nadrukkelijker in de nesten werkt en de vriend van het verongelukte meisje hem het leven zuur probeert te maken, dan is het maar de vraag hoe Arend en Maus hier zich uit gaan redden.
Taalkundig zit dit verhaal perfect in elkaar, wat voor Appel niet verwonderlijk is, daar hij afgestudeerd is in Nederlandse taal en letterkunde. Vanaf 1994 tot 2003 was hij Bijzonder Hoogleraar ‘Verwerving en didaktiek van het Nederlands als tweede taal’ aan de Universiteit van Amsterdam. Het belet hem echter niet om zijn verhalen toegankelijk te schrijven. René Appel is al vanaf het begin van de jaren zeventig actief als schrijver en is vanaf 1976 recensent voor misdaadliteratuur bij het NRC Handelsblad, een functie waar hij na tien jaar mee is gestopt. In 1987 is hij zich gaan richten tot het schrijven van misdaadromans en dat jaar maakte hij zijn debuut met Handicap. Reeds voor zijn derde boek, De derde persoon, wist hij de Gouden Strop te winnen; een prijs die hij in 2001 opnieuw zou winnen met het boek Zinloos geweld. Naast de misdaadromans heeft Appel in 1999 en in 2000 ook twee jeugdromans geschreven (lees hier onze recensies).
Zoals al aangegeven ligt de sterkte van Overschot in de onderlinge en onderhuidse wrevel die er ontstaat binnen het leven van Arend en Maud, waarbij de schrijver pijnlijk weet te omschrijven hoe zijn personages zoveel mogelijk proberen om juist de strijd niet aan te gaan, maar daarmee zich juist meer in de problemen weten te werken. Hij laat de lezer werkelijk in het hoofd van de personages kruipen. Deze personages worden niet op een presenteerblaadje aangegeven, maar het is aan de lezer om een beeld te vormen over hoe zij denken dat Maud en Arend vormgegeven zijn. En juist de subtiliteit waarmee Appel deze kleine aanwijzingen geeft is in de Nederlandse thriller wereld ongekend.
De lezer moet niet de illusie hebben dat er uit iedere bladzijde een lijk tevoorschijn komt of dat het boek gespeend is met snelle en langdurige achtervolgingen. Dit is nu juist waar hij het niet van moet hebben. Maar op een geduldige en fraaie manier een verhaal vormgeven, waarbij van de lezer oplettendheid en concentratie wordt verwacht.
Wat al in het interview met Trouw duidelijk werd is dat de dialogen bij Appel van wezenlijk belang zijn. En daar schuilt ook een gevaar, want het doseren van deze dialogen is van groot belang omdat er een fijne lijn bestaat of dit kan bijdragen aan het verhaal of dat deze nietszeggende gesprekken worden die bijna niet van belang zijn in het verhaal. René weet duivels goed waar de balans ligt en weet zijn dialogen goed te doseren zodat er geen onnodige gesprekken in het verhaal voorkomen. Elk van deze gesprekken zijn daarmee van belang voor het verhaal.
René Appel is 75 jaar maar denkt er niet aan om te stoppen met schrijven. Toen Iris Pronk van Trouw tijdens haar interview dit aan hem vroeg antwoordde hij:
“Introspectie is overbodig, storend zelfs. Een boek heeft vier elementen: de beschrijving, de gedachten, de dialoog en de handeling. Ik probeer de beschrijving en zeker de gedachten zo beperkt mogelijk te houden. Het gaat erom wat er gebeurt en wat mensen tegen elkaar zeggen, dat stuurt het verhaal.”Hier spreekt hij zich duidelijk uit over, wat hij later in dit interview ook zal aangeven, dat de tegenwoordige lezer iet wat te veel gepamperd wordt en in veel boeken niet meer de uitdaging vindt om zelf een beeld te vormen in wat de schrijver met zijn verhaal wil vertellen. Dit maakt dat de lezer te veel op een presenteerblaadje krijgt aangereikt en niet meer echt de moeite hoeft te doen om zich te verplaatsen in personages in een boek. Het maakt de lezer apathisch en als hij of zij dan een boek leest waar wat meer concentratie van hem wordt verlangd, is de kans groot dat deze snel aan de kant wordt geschoven met de dooddoener “er is niet in het verhaal te komen.”
Bij Overschot is van het bovenstaande geen sprake. Vanaf het begin van het boek dwingt Appel zijn lezer bij de les te blijven en tot de laatste letter weet je als lezer niet wanneer de gedachte die men heeft gevormd over de personages ook daadwerkelijk overeenkomen met wat de schrijver bedoelt. Overschot is een heel knap in elkaar gevlochten verhaal waar het met name gaat over de interactie en de onderlinge verhoudingen binnen een familie en hoe deze kunnen escaleren, wat fijnzinnig en vooral fraai is beschreven.
Arend Meulenbroek en zijn vrouw Maud hebben ogenschijnlijk een goed en gelukkig leven. De enige smet op dit leven is de zoon van Maud en stiefzoon van Arend, Ferry, die door zijn drugsproblemen met enige regelmaat als splijtzwam kan fungeren. Als Arend een dreigtelefoontje krijgt over een fikse schuld die zijn stiefzoon heeft bij een criminele schuldeiser, spreekt hij hem hierop aan, maar Ferry wuift de kwestie gemakzuchtig weg. Deze bedreiging en het feit dat Ferry niets aan de verslaving wil doen, zorgen ervoor dat Maud en Arend de situatie boven het hoofd groeit.
Als Arend dan ook nog betrokken raakt bij een verkeersongeluk met een jong meisje als slachtoffer, stapelen de problemen zich alleen maar op. Zeker als Ferry zich nog nadrukkelijker in de nesten werkt en de vriend van het verongelukte meisje hem het leven zuur probeert te maken, dan is het maar de vraag hoe Arend en Maus hier zich uit gaan redden.
Taalkundig zit dit verhaal perfect in elkaar, wat voor Appel niet verwonderlijk is, daar hij afgestudeerd is in Nederlandse taal en letterkunde. Vanaf 1994 tot 2003 was hij Bijzonder Hoogleraar ‘Verwerving en didaktiek van het Nederlands als tweede taal’ aan de Universiteit van Amsterdam. Het belet hem echter niet om zijn verhalen toegankelijk te schrijven. René Appel is al vanaf het begin van de jaren zeventig actief als schrijver en is vanaf 1976 recensent voor misdaadliteratuur bij het NRC Handelsblad, een functie waar hij na tien jaar mee is gestopt. In 1987 is hij zich gaan richten tot het schrijven van misdaadromans en dat jaar maakte hij zijn debuut met Handicap. Reeds voor zijn derde boek, De derde persoon, wist hij de Gouden Strop te winnen; een prijs die hij in 2001 opnieuw zou winnen met het boek Zinloos geweld. Naast de misdaadromans heeft Appel in 1999 en in 2000 ook twee jeugdromans geschreven (lees hier onze recensies).
Zoals al aangegeven ligt de sterkte van Overschot in de onderlinge en onderhuidse wrevel die er ontstaat binnen het leven van Arend en Maud, waarbij de schrijver pijnlijk weet te omschrijven hoe zijn personages zoveel mogelijk proberen om juist de strijd niet aan te gaan, maar daarmee zich juist meer in de problemen weten te werken. Hij laat de lezer werkelijk in het hoofd van de personages kruipen. Deze personages worden niet op een presenteerblaadje aangegeven, maar het is aan de lezer om een beeld te vormen over hoe zij denken dat Maud en Arend vormgegeven zijn. En juist de subtiliteit waarmee Appel deze kleine aanwijzingen geeft is in de Nederlandse thriller wereld ongekend.
De lezer moet niet de illusie hebben dat er uit iedere bladzijde een lijk tevoorschijn komt of dat het boek gespeend is met snelle en langdurige achtervolgingen. Dit is nu juist waar hij het niet van moet hebben. Maar op een geduldige en fraaie manier een verhaal vormgeven, waarbij van de lezer oplettendheid en concentratie wordt verwacht.
Wat al in het interview met Trouw duidelijk werd is dat de dialogen bij Appel van wezenlijk belang zijn. En daar schuilt ook een gevaar, want het doseren van deze dialogen is van groot belang omdat er een fijne lijn bestaat of dit kan bijdragen aan het verhaal of dat deze nietszeggende gesprekken worden die bijna niet van belang zijn in het verhaal. René weet duivels goed waar de balans ligt en weet zijn dialogen goed te doseren zodat er geen onnodige gesprekken in het verhaal voorkomen. Elk van deze gesprekken zijn daarmee van belang voor het verhaal.
René Appel is 75 jaar maar denkt er niet aan om te stoppen met schrijven. Toen Iris Pronk van Trouw tijdens haar interview dit aan hem vroeg antwoordde hij:
“Nee, wat moet ik dan doen? Iedere dag naar Artis? Ik vind het schrijven gewoon veel te leuk.”Dat is maar goed ook want deze man is een grootmeester tussen alle Nederlandse en Vlaamse thrillerschrijvers.
Afbeelding
Marinus van de Velde
Ik ben Marinus van de Velde, van bouwjaar 1984. Ik mag mezelf de eigenaar noemen van ThrillZone! Ik lees al van jongs af aan. Mijn interesses liggen breed; Scandi, Nederlandstalig, spionage, maar ik vind Baldacci en Lee Child bijvoorbeeld ook geweldig. Lezen voor ThrillZone betekent soms het oprekken van je comfortzone en dat lukt goed!
Bij Overschot is van het bovenstaande geen sprake. Vanaf het begin van het boek dwingt Appel zijn lezer bij de les te blijven en tot de laatste letter weet je als lezer niet wanneer de gedachte die men heeft gevormd over de personages ook daadwerkelijk overeenkomen met wat de schrijver bedoelt. Overschot is een heel knap in elkaar gevlochten verhaal waar het met name gaat over de interactie en de onderlinge verhoudingen binnen een familie en hoe deze kunnen escaleren, wat fijnzinnig en vooral fraai is beschreven.
Arend Meulenbroek en zijn vrouw Maud hebben ogenschijnlijk een goed en gelukkig leven. De enige smet op dit leven is de zoon van Maud en stiefzoon van Arend, Ferry, die door zijn drugsproblemen met enige regelmaat als splijtzwam kan fungeren. Als Arend een dreigtelefoontje krijgt over een fikse schuld die zijn stiefzoon heeft bij een criminele schuldeiser, spreekt hij hem hierop aan, maar Ferry wuift de kwestie gemakzuchtig weg. Deze bedreiging en het feit dat Ferry niets aan de verslaving wil doen, zorgen ervoor dat Maud en Arend de situatie boven het hoofd groeit.
Als Arend dan ook nog betrokken raakt bij een verkeersongeluk met een jong meisje als slachtoffer, stapelen de problemen zich alleen maar op. Zeker als Ferry zich nog nadrukkelijker in de nesten werkt en de vriend van het verongelukte meisje hem het leven zuur probeert te maken, dan is het maar de vraag hoe Arend en Maus hier zich uit gaan redden.
Taalkundig zit dit verhaal perfect in elkaar, wat voor Appel niet verwonderlijk is, daar hij afgestudeerd is in Nederlandse taal en letterkunde. Vanaf 1994 tot 2003 was hij Bijzonder Hoogleraar ‘Verwerving en didaktiek van het Nederlands als tweede taal’ aan de Universiteit van Amsterdam. Het belet hem echter niet om zijn verhalen toegankelijk te schrijven. René Appel is al vanaf het begin van de jaren zeventig actief als schrijver en is vanaf 1976 recensent voor misdaadliteratuur bij het NRC Handelsblad, een functie waar hij na tien jaar mee is gestopt. In 1987 is hij zich gaan richten tot het schrijven van misdaadromans en dat jaar maakte hij zijn debuut met Handicap. Reeds voor zijn derde boek, De derde persoon, wist hij de Gouden Strop te winnen; een prijs die hij in 2001 opnieuw zou winnen met het boek Zinloos geweld. Naast de misdaadromans heeft Appel in 1999 en in 2000 ook twee jeugdromans geschreven (lees hier onze recensies).
Zoals al aangegeven ligt de sterkte van Overschot in de onderlinge en onderhuidse wrevel die er ontstaat binnen het leven van Arend en Maud, waarbij de schrijver pijnlijk weet te omschrijven hoe zijn personages zoveel mogelijk proberen om juist de strijd niet aan te gaan, maar daarmee zich juist meer in de problemen weten te werken. Hij laat de lezer werkelijk in het hoofd van de personages kruipen. Deze personages worden niet op een presenteerblaadje aangegeven, maar het is aan de lezer om een beeld te vormen over hoe zij denken dat Maud en Arend vormgegeven zijn. En juist de subtiliteit waarmee Appel deze kleine aanwijzingen geeft is in de Nederlandse thriller wereld ongekend.
De lezer moet niet de illusie hebben dat er uit iedere bladzijde een lijk tevoorschijn komt of dat het boek gespeend is met snelle en langdurige achtervolgingen. Dit is nu juist waar hij het niet van moet hebben. Maar op een geduldige en fraaie manier een verhaal vormgeven, waarbij van de lezer oplettendheid en concentratie wordt verwacht.
Wat al in het interview met Trouw duidelijk werd is dat de dialogen bij Appel van wezenlijk belang zijn. En daar schuilt ook een gevaar, want het doseren van deze dialogen is van groot belang omdat er een fijne lijn bestaat of dit kan bijdragen aan het verhaal of dat deze nietszeggende gesprekken worden die bijna niet van belang zijn in het verhaal. René weet duivels goed waar de balans ligt en weet zijn dialogen goed te doseren zodat er geen onnodige gesprekken in het verhaal voorkomen. Elk van deze gesprekken zijn daarmee van belang voor het verhaal.
René Appel is 75 jaar maar denkt er niet aan om te stoppen met schrijven. Toen Iris Pronk van Trouw tijdens haar interview dit aan hem vroeg antwoordde hij: Dat is maar goed ook want deze man is een grootmeester tussen alle Nederlandse en Vlaamse thrillerschrijvers.