Wie Herman Brusselmans een beetje kent, weet dat hij bij het lezen van zijn boeken niet perse nuances of fijnbesnaardheid hoeft te verwachten. Dit geldt zeker voor de Zeik-omnibus, waarin de drie romans die Brusselmans over inspecteur Zeik heeft geschreven zijn samengebracht. Die romans heten respectievelijk: Zeik, Zeik en de moord op de poetsvrouw van Hugo Claus, en Zijk en het lijk op de dijk.
Met zulke titels is een mens gewaarschuwd en de satire ligt er inderdaad duimendik bovenop. Door deze reeks over inspecteur Zeik en zijn team in een satirevorm te schrijven geeft Brusselmans zichzelf volop de ruimte om zo politiek incorrect als mogelijk te zijn en daarbij komen vooral de vrouwen er bijzonder bekaaid vanaf. Wat bijvoorbeeld te denken van de volgende passage die meteen al op de tweede pagina van Zeik voorkomt:
De verhalen in deze trilogie hebben met elkaar gemeen dat er geen enkele plot aanwezig is. Er is weliswaar in elk verhaal een lijk en er moet een moordenaar worden opgespoord, maar eigenlijk zijn de verhalen niet meer dan een kapstok om de meest bizarre onzin en gedachtenkronkels te spuien. Soms vraag je je als lezer af waar de scheidslijn ligt tussen satire en het echte wereldbeeld van Herman Brusselmans, want hee, je kunt natuurlijk daar natuurlijk alle kanten mee op als alles op een zotte en totaal anarchistische manier wordt opgeschreven.
Alle drie de verhalen spelen zich af in 1961, hetgeen Brusselmans niet na kan laten meerdere malen te vermelden. Het blijft echter volstrekt onduidelijk waarom de verhalen zich in 1961 afspelen of waarom dat zo belangrijk is, net zomin als volstrekt onduidelijk blijft waarom deze drie verhalen nu zo nodig überhaupt moesten worden geschreven. Het zijn verhalen waarin politieagenten een rol spelen, maar het zijn geen thrillers of politieromans. De personages hadden net zo goed ambulanciers, prostituees of vuilnisophalers kunnen zijn geweest.
Wanneer Herman Brusselmans zich waagt aan een inspecteur-trilogie verwacht je een zekere meerwaarde, want er zijn al zat andere thrillerschrijvers die volgens de geijkte formules boeken schrijven. Hoewel Brusselmans zeker kan worden toegegeven dat deze zich aan geen enkele formule heeft gehouden kan wel de vraag worden gesteld wat hem heeft bezield deze boeken te schrijven. De satire komt niet echt aan, want de zottigheden die vermoedelijk voor humor moeten doorgaan zijn zo platvloers dat ze op een gegeven moment vooral ergernis opwekken. Verder is er ook geen enkele literaire waarde te bespeuren, hoe goed de lezer ook zoekt. Waarschijnlijk was de hele Zeik trilogie niet veel meer dan een gebbetje voor Brusselmans eigen vermaak, maar de lezer doet er verstandig aan om deze drie kwalijk riekende drollen links te laten liggen.
Met zulke titels is een mens gewaarschuwd en de satire ligt er inderdaad duimendik bovenop. Door deze reeks over inspecteur Zeik en zijn team in een satirevorm te schrijven geeft Brusselmans zichzelf volop de ruimte om zo politiek incorrect als mogelijk te zijn en daarbij komen vooral de vrouwen er bijzonder bekaaid vanaf. Wat bijvoorbeeld te denken van de volgende passage die meteen al op de tweede pagina van Zeik voorkomt:
‘…want in 1961, het jaar waarin dit boek zich afspeelt, was het vrouwelijk orgasme een onbeduidend en niet al te lekker ruimend fenomeen waar je maar beter met een boog omheen kon lopen. Zelfs de meeste vrouwen wisten geen snars af van het vrouwelijk orgasme en als je aan een vrouw in die tijd vroeg: ‘Heb jij ooit al een orgasme gehad?’, was de kans negen op tien dat ze antwoordde: ‘Dat kun je maar beter aan mijn man vragen, want die weet veel meer dan ik.’ Zo’n stom antwoord was dat niet, omdat mannen toen inderdaad veel meer wisten dan vrouwen, iets wat in onze huidige tijden gelukkig nog niet veel veranderd is.’Dit is natuurlijk al een behoorlijke inkletser, maar hier is Brusselmans nog zo’n beetje op zijn vriendelijkst. Vrouwen zijn nog niet eens goed genoeg voor het aanrecht en dienen vooral als gebruiksvoorwerp voor de man.
De verhalen in deze trilogie hebben met elkaar gemeen dat er geen enkele plot aanwezig is. Er is weliswaar in elk verhaal een lijk en er moet een moordenaar worden opgespoord, maar eigenlijk zijn de verhalen niet meer dan een kapstok om de meest bizarre onzin en gedachtenkronkels te spuien. Soms vraag je je als lezer af waar de scheidslijn ligt tussen satire en het echte wereldbeeld van Herman Brusselmans, want hee, je kunt natuurlijk daar natuurlijk alle kanten mee op als alles op een zotte en totaal anarchistische manier wordt opgeschreven.
Alle drie de verhalen spelen zich af in 1961, hetgeen Brusselmans niet na kan laten meerdere malen te vermelden. Het blijft echter volstrekt onduidelijk waarom de verhalen zich in 1961 afspelen of waarom dat zo belangrijk is, net zomin als volstrekt onduidelijk blijft waarom deze drie verhalen nu zo nodig überhaupt moesten worden geschreven. Het zijn verhalen waarin politieagenten een rol spelen, maar het zijn geen thrillers of politieromans. De personages hadden net zo goed ambulanciers, prostituees of vuilnisophalers kunnen zijn geweest.
Wanneer Herman Brusselmans zich waagt aan een inspecteur-trilogie verwacht je een zekere meerwaarde, want er zijn al zat andere thrillerschrijvers die volgens de geijkte formules boeken schrijven. Hoewel Brusselmans zeker kan worden toegegeven dat deze zich aan geen enkele formule heeft gehouden kan wel de vraag worden gesteld wat hem heeft bezield deze boeken te schrijven. De satire komt niet echt aan, want de zottigheden die vermoedelijk voor humor moeten doorgaan zijn zo platvloers dat ze op een gegeven moment vooral ergernis opwekken. Verder is er ook geen enkele literaire waarde te bespeuren, hoe goed de lezer ook zoekt. Waarschijnlijk was de hele Zeik trilogie niet veel meer dan een gebbetje voor Brusselmans eigen vermaak, maar de lezer doet er verstandig aan om deze drie kwalijk riekende drollen links te laten liggen.
Image
Marinus van de Velde
Ik ben Marinus van de Velde, van bouwjaar 1984. Ik mag mezelf de eigenaar noemen van ThrillZone! Ik lees al van jongs af aan. Mijn interesses liggen breed; Scandi, Nederlandstalig, spionage, maar ik vind Baldacci en Lee Child bijvoorbeeld ook geweldig. Lezen voor ThrillZone betekent soms het oprekken van je comfortzone en dat lukt goed!
Met zulke titels is een mens gewaarschuwd en de satire ligt er inderdaad duimendik bovenop. Door deze reeks over inspecteur Zeik en zijn team in een satirevorm te schrijven geeft Brusselmans zichzelf volop de ruimte om zo politiek incorrect als mogelijk te zijn en daarbij komen vooral de vrouwen er bijzonder bekaaid vanaf. Wat bijvoorbeeld te denken van de volgende passage die meteen al op de tweede pagina van Zeik voorkomt: Dit is natuurlijk al een behoorlijke inkletser, maar hier is Brusselmans nog zo’n beetje op zijn vriendelijkst. Vrouwen zijn nog niet eens goed genoeg voor het aanrecht en dienen vooral als gebruiksvoorwerp voor de man.
De verhalen in deze trilogie hebben met elkaar gemeen dat er geen enkele plot aanwezig is. Er is weliswaar in elk verhaal een lijk en er moet een moordenaar worden opgespoord, maar eigenlijk zijn de verhalen niet meer dan een kapstok om de meest bizarre onzin en gedachtenkronkels te spuien. Soms vraag je je als lezer af waar de scheidslijn ligt tussen satire en het echte wereldbeeld van Herman Brusselmans, want hee, je kunt natuurlijk daar natuurlijk alle kanten mee op als alles op een zotte en totaal anarchistische manier wordt opgeschreven.
Alle drie de verhalen spelen zich af in 1961, hetgeen Brusselmans niet na kan laten meerdere malen te vermelden. Het blijft echter volstrekt onduidelijk waarom de verhalen zich in 1961 afspelen of waarom dat zo belangrijk is, net zomin als volstrekt onduidelijk blijft waarom deze drie verhalen nu zo nodig überhaupt moesten worden geschreven. Het zijn verhalen waarin politieagenten een rol spelen, maar het zijn geen thrillers of politieromans. De personages hadden net zo goed ambulanciers, prostituees of vuilnisophalers kunnen zijn geweest.
Wanneer Herman Brusselmans zich waagt aan een inspecteur-trilogie verwacht je een zekere meerwaarde, want er zijn al zat andere thrillerschrijvers die volgens de geijkte formules boeken schrijven. Hoewel Brusselmans zeker kan worden toegegeven dat deze zich aan geen enkele formule heeft gehouden kan wel de vraag worden gesteld wat hem heeft bezield deze boeken te schrijven. De satire komt niet echt aan, want de zottigheden die vermoedelijk voor humor moeten doorgaan zijn zo platvloers dat ze op een gegeven moment vooral ergernis opwekken. Verder is er ook geen enkele literaire waarde te bespeuren, hoe goed de lezer ook zoekt. Waarschijnlijk was de hele Zeik trilogie niet veel meer dan een gebbetje voor Brusselmans eigen vermaak, maar de lezer doet er verstandig aan om deze drie kwalijk riekende drollen links te laten liggen.