‘Meyrueis, Lozère, 26 juni 1977. Warm, bewolkt weer. Ik pak mijn spullen uit mijn auto en zet mijn fiets in elkaar. Vanaf terrasjes kijken toeristen en inwoners toe. Niet-wielrenners. De leegheid van die levens schokt me.’De hoofdpersoon in De Renner doet mee aan de Ronde van de Mont Aigoual, een loodzware rit over 150 kilometer en met duizenden hoogtemeters. Het is niet de eerste wedstrijd waaraan Krabbé meedoet. Nee, deze ronde is zijn 309de rit en hij is getergd om te winnen… Tim Krabbé neemt de lezer in De Renner mee in het hoofd van een wielrenner die getergd is om te winnen. Het is grotendeels een autobiografische roman, want Krabbé fietste jarenlang op hoog niveau. De authenticiteit spat daarom ook van de pagina’s af. De kracht, het afzien, de motivatie, de angst; het wordt allemaal zo levensecht beschreven dat de lezer zich in het peloton van een grote wedstrijd waant. De vergelijkingen die Krabbé trekt als hij afziet, zijn treffend. Daardoor kunnen ook niet-wielerliefhebbers van De Renner genieten en dat is een grote verdienste, want normaal gesproken zijn sportboeken niet aan doorsnee lezers besteed. Overigens is het boek ook geen zware kost. In slechts 150 pagina’s manoeuvreert Krabbé met zijn fiets over de bergen van de Cevennen. De ronde die Krabbé beschrijft, is een wat ondergesneeuwde klassieker die ooit hoog aangeschreven stond in het Franse wielergilde.
Write your review!