Merde!
Een bekend gevoel dat me de vorige jaren steevast bekroop bij de entree van een vakantiedomein, maakt ook ditmaal zijn opwachting: teleurstelling. Een eerste indruk die toekomstige ervaringen weliswaar snel zouden ondersneeuwen, maar toch stel ik mezelf wederom de onvermijdelijke vragen Wat doe ik hier in godsnaam? en Is dit het?, gevolgd door het al even onafwendbare vermoeden dat het wifisignaal waarschijnlijk niet veel soeps zal zijn.
Links en rechts passeren we barbecueënde gezinnen. De combinatie van alcohol consumerende vaders, zwangere moeders en krijsende kinderen is het eerste dat me stukje bij beetje terug in de aparte stemming van familiecampings brengt. Sommige gasten heffen hun blikje Heineken of Jupiler in een begroeting, anderen turen achterdochtig de auto in om te kijken wie de volgende ochtend hun ligbed aan het zwembad zal inpikken. Ik richt me op het kronkelende asfaltweggetje voor me en zucht eens diep. Het is zover. De zomer is begonnen.
Naar goede gewoonte trek ik mijn receptionistenplunje opnieuw aan en zet me als pispaal voor zelfingenomen zakken achter de houten balie in een pittoresk huisje waarvan de steunbalken kraken als ik een pen van het bureau neem of naar het oor van mijn koffietas reik. Langzaamaan sijpelen ook de eerste kampeerders binnen. Een kanofolder hier, een besmeurde dekbedovertrek daar, zelf een blèrend ventje dat zijn fluit met de rits van zijn Minions-zwemshort heeft verstrengeld.
Bij een volgende stemronde over zware beroepen, is het receptionistenambt wat mij betreft een gerechtvaardigde kandidaat, om niet te zeggen een serieuze kanshebber op eindwinst. De algemene perceptie rond de job is vergelijkbaar met die omtrent de nobele professie der onderwijzers: weinig uren, veel vakantie. Bij voorbaat nodig ik alle kortzichtige pseudo-experts uit om hun TikTok- of Instagramhabitat te verlaten en een dag mee te draaien in de mallemolen van en zomerpark, het liefst in de incheckhel van de receptie. Een dergelijk vertrek is de Tartarus op aarde, een smeltkroes van overspelige echtgenoten, papa’s met mouwloze shirts en bierbuiken boven strakgespannen Speedo’s, mama’s met boodschappentassen vol krwazantjes en bidons sjuderans, slaafs gevolgd door merkkledijdragende snotneuzen met draadloze oortjes en een Snapchatverslaving.
Neem bijvoorbeeld de blonde dame die op hoge hakken onder een feloranje bikini mijn lieu de travail binnenschrijdt. Haar voorhoofd en wangen zijn rood uitgeslagen, schuim borrelt op de boord van haar mond, neusvleugels vibreren ongecontroleerd en bliksem knettert in haar ogen. Behoudens een mirakel is ze hier dus met slechts één doel.
‘De piscine,’ zegt de vrouw overdreven articulerend, terwijl ze vijf meter schoolslag op het droge demonstreert, alsof ik degene ben die geen Frans spreekt en niet zij. Vervolgens wijst ze met haar duim naar buiten, waar de desbetreffende piscine logischerwijze ligt en kruist haar armen in een of andere vikinggroet. ‘Fermée.’ Tot slot vormen haar wenkbrauwen een frons en balanceren op haar handen plots twee onzichtbare dienbladen. ‘Pourquoi?’
Ik moet het haar nageven, ondanks de potsierlijke gebaren, de idiote expressies en de kleuterjuffrouwachtige eenwoordzinnen weet ze de boodschap klaar en duidelijk over te brengen. Het is alleszins een inspanning waar Martien Meiland nog een puntje aan kan zuigen.
‘U wilt weten waarom het zwembad gesloten is?’ resumeer ik in het Nederlands.
‘Exactement!’ antwoordt de gaste stellig.
Onbewust ontsnapt er een zucht aan mijn lippen. Ik heb geen zin in een tweetalige tennisconversatie waarbij mijn schaarsgeklede gesprekspartner pocht met de tien termen die ze heeft onthouden uit de honderden lesuren Frans om uiteindelijk in lachen uit te barsten in een poging haar zeer beperkte lexicale bagage te camoufleren.
‘Een externe firma is bezig met een waterreiniging in het grote bassin. Indien alles volgens plan verloopt, zijn de klanten deze namiddag weer welkom.’
‘Waarom?’
‘Waarom wat?’
‘Waarom is een externe firma bezig met een waterreiniging in het grote bassin?’ papegaait madame met de hoogst ergerlijke zweem van arrogantie die vakantiegangers zo goed beheersen.
Waarom was jij je kleren? schreeuw ik haar in mijn hoofd toe. Waarom douche je na een dag in deze ondraaglijke hitte? Waarom, in de naam van Onze Lieve Vader, veeg je de billen van je jengelde bengel af nadat hij op het potje is geweest? Kalm, Arne. Kalm. Een. Twee. Drie. Vier. Vijf. Adem in, ronde buik. Adem uit, platte buik.
‘Omdat het vuil was, mevrouw...’ leg ik uit met nauwelijks verholen irritatie. De wijzers van de klok hebben hun rechte negenuurshoek amper verlaten en mijn vat vol vriendelijkheid is al bijna tot op de bodem geledigd.
‘Vuil?!’ roept ze geschokt. ‘Hoezo?’
‘Wel ja, vuil. Niet proper.’
‘Hoe kan dat water nou vuil zijn? Gooien jullie daar dan geen chemisch of fysisch goedje in? Chloorballonnen of zo?’
Godallemachtig! Even overweeg ik serieus of ze misschien mentaal onderontwikkeld is en in de peuterperiode is blijven steken. Die gedachte laat ik echter snel varen. ‘s Avonds op het terras zuipt ze namelijk wijn voor tien, en de directie heeft mijn barmanmakkers ten strengste verboden om alcohol te serveren aan min-zestienjarigen of personen met een beperking.
Ik bijt op mijn tanden en sluit mijn ogen. Kan dat mens niet gewoon rechtsomkeert maken en genieten van haar ochtend? Het zwembad is tijdelijk gesloten. Wellicht gaat het na de lunchpauze weer open. Voilà! Meer moet ze niet weten. Bonne journée en weg ermee!
‘Hallo?’ dringt ze nogal hautain aan. ‘Koekoek, is er iemand thuis?’
That’s it. Het vat is leeg, de grens overschreden. Bon, ik heb haar verwittigd. Kennelijk is een gewaarschuwde kampeerder er geen twee waard.
'Er heeft een kind in het water gekakt,' beken ik onomwonden, met professionele droogheid, maar uiterst eerlijk. Te oordelen naar de stomverbaasde snoet die die onthulling teweegbrengt, is wat extra duiding gewenst. 'En geen vaste, banaanvormige substantie die de redder er simpelweg met een netje uit kon vissen,’ vervolg ik daarom. ‘Oh, nee mevrouw, eerder zo'n semivloeibaar spetterfestijn dat door de mazen heen glipt en een lichtbruin nevelspoor achterlaat. En we weten allebei dat de kleintjes onvrijwillig weleens een slokje nemen, nietwaar? Helaas zullen het ditmaal niet je chloorballonnen zijn die voor de opmerkelijke nasmaak zorgen.’
Ik ben op dreef nu. Meedogenloos. Niet te stuiten. Ik wil godverdomme dat die zelfverklaarde campingintellectueel haar kleuter tijdens de rest van haar verblijf dat bad in ziet plonzen met het idee: Fuck, daar heeft de koter van de buurman zijn vettige Happy Meal, kabouterspaghetti of Samsonbox volledig terug in uitgescheten.
Dat is- dat is…’ sputtert ze met een uitdrukking van walging op haar verbrande smikkel.
‘Vuil,’ vul ik hoffelijk aan. ‘Precies zoals ik zei.’
Niet zonder nog een smerige blik op mijn badge te werpen, draait ze zich om en haast ze zich ten langen leste de receptie uit. Een naamsvermelding erbij op Tripadvisor, en hoewel ik er vermoedelijk geen fles wijn mee zal winnen, kan ik kan ik een glimlach niet onderdrukken. De doordrammende dame zal voor het eerst geen duikje nemen in het grote bassin.