‘Voorzichtig, zonder iets aan te raken, zette rechercheur De Klerck zijn voet op de onderste trede. Hij was halverwege de trap toen zijn neus een prikkelende geur opsnoof die hij onmiddellijk herkende. Spiritus. Hij versnelde zijn pas en stapte op de overloop. Een verstikkende rook walmde door de kieren van een deur aan de voorzijde, kroop langs de wanden omhoog en verspreidde zich in rap tempo over het plafond. De verchroomde deurkruk was al te heet om vast te pakken. Met de hand teruggetrokken in de mouw van zijn waxjas waagde hij het opnieuw. Dikke wolken giftige rook sloegen hem door de smalle opening in het gezicht. Koortsachtig zocht zijn blik het vertrek af. Nergens was een slachtoffer te bekennen.’Wanneer de brand eenmaal geblust is is er geen spoor van het lijk te vinden. De schoonmaakster wordt nader verhoord. Spreekt ze de waarheid of is hier sprake van een macabere grap? Wat heeft Hubert-Jan van Quikelsberghe de antiekhandelaar met dit alles te maken, waarom was hij zo snel ter plaatse. Allemaal raadsels waar De Klerck zo een twee drie geen antwoord op heeft.
Schrijf jouw recensie!