De nieuwskoppen liegen er de laatste tijd niet om: de Amerikaanse inlichtingendienst bespioneren hun eigen bevolking op wederrechtelijke wijze. De politiek schreeuwde moord en brand, helemaal toen bleek dat ook buitenlandse staatshoofden werden afgeluisterd. Barack Obama zelf moest excuses maken voor deze blamage. Tim Weiner toont met zijn Vijanden van de staat aan dat deze praktijken van alledag is.
Tim Weiner is journalist bij onder andere de Washington Post, niet de minste krant in de V.S. In de loop der jaren maakte hij veel reportages over inlichtingendiensten en hun falen. Dit resulteerde in het boek Spoor van vernieling, waarin Weiner de geschiedenis van de CIA blootlegde. In 2012 volgde eenzelfde soort boek, maar dan over de Federal Bureau of Investigation: de FBI. In verschillende hoofdstukken verhaalt Weiner over de roemruchte geschiedenis van de FBI. Het begon ergens om en nabij de Eerste Wereldoorlog, toen er behoefte was aan het spioneren van de communistische opgang in de V.S. Al snel blijkt dat het boek inderdaad vooral zal gaan over twee zaken: het communisme en de Koude Oorlog. En een persoon speelt eigenlijk gedurende het hele boek de hoofdrol: J. Edgar Hoover, die decennia lang de scepter zwaaide over de FBI.
Weiner kent zijn geschiedenis: zijn research is werkelijk fenomenaal. Honderden agenten werden geïnterviewd, dossiers doorzocht: het resulteert in een gigantisch uitgebreid boekwerk. Het is een zeer interessante geschiedenis die aan elkaar hangt van wederrechtelijk onderzoek, falen, haantjesgedrag en competitiedrang met andere diensten. Niet geheel toevallig is die laatste ook de voornaamste reden dat Al-Qaida's 9/11 aanval slaagde: FBI, NSA en CIA luisterden niet naar elkaar en waren vooral bezig met hun eigen hachje. Erg interessant is ook het hoofdstuk waar Weiner eigenlijk mee begint: die van na de Eerste Wereldoorlog. Amerika werd bedreigd door anarchisten, maar ook communisten probeerden voet aan wal te krijgen. De BI (toen nog zonder de F van Federal) probeerde dit met man en macht tegen te gaan. Hoover speelde hierin (toen ook al) een belangrijke rol.
Maar het is niet alleen rozengeur en maneschijn als het gaat om Weiner's boekwerk: voor de doorsnee liefhebber van geschiedenis is Vijanden van de staat misschien soms iets teveel van het goede. Namen, jaartallen, steeds weer het terugkerende communisme en Hoover: het is voorstelbaar dat de lezer hier moeite mee kan hebben, los van de kwaliteit van Weiner's onderzoek. Het is dan ook geen pageturner, maar een echt diepgaand geschiedenisboek. Voor de lezer die van doorzetten weet, is Vijanden van de staat een zeer interessant boekwerk over een van de meest roemruchte inlichtingendiensten ter wereld.
Tim Weiner is journalist bij onder andere de Washington Post, niet de minste krant in de V.S. In de loop der jaren maakte hij veel reportages over inlichtingendiensten en hun falen. Dit resulteerde in het boek Spoor van vernieling, waarin Weiner de geschiedenis van de CIA blootlegde. In 2012 volgde eenzelfde soort boek, maar dan over de Federal Bureau of Investigation: de FBI. In verschillende hoofdstukken verhaalt Weiner over de roemruchte geschiedenis van de FBI. Het begon ergens om en nabij de Eerste Wereldoorlog, toen er behoefte was aan het spioneren van de communistische opgang in de V.S. Al snel blijkt dat het boek inderdaad vooral zal gaan over twee zaken: het communisme en de Koude Oorlog. En een persoon speelt eigenlijk gedurende het hele boek de hoofdrol: J. Edgar Hoover, die decennia lang de scepter zwaaide over de FBI.
Weiner kent zijn geschiedenis: zijn research is werkelijk fenomenaal. Honderden agenten werden geïnterviewd, dossiers doorzocht: het resulteert in een gigantisch uitgebreid boekwerk. Het is een zeer interessante geschiedenis die aan elkaar hangt van wederrechtelijk onderzoek, falen, haantjesgedrag en competitiedrang met andere diensten. Niet geheel toevallig is die laatste ook de voornaamste reden dat Al-Qaida's 9/11 aanval slaagde: FBI, NSA en CIA luisterden niet naar elkaar en waren vooral bezig met hun eigen hachje. Erg interessant is ook het hoofdstuk waar Weiner eigenlijk mee begint: die van na de Eerste Wereldoorlog. Amerika werd bedreigd door anarchisten, maar ook communisten probeerden voet aan wal te krijgen. De BI (toen nog zonder de F van Federal) probeerde dit met man en macht tegen te gaan. Hoover speelde hierin (toen ook al) een belangrijke rol.
Maar het is niet alleen rozengeur en maneschijn als het gaat om Weiner's boekwerk: voor de doorsnee liefhebber van geschiedenis is Vijanden van de staat misschien soms iets teveel van het goede. Namen, jaartallen, steeds weer het terugkerende communisme en Hoover: het is voorstelbaar dat de lezer hier moeite mee kan hebben, los van de kwaliteit van Weiner's onderzoek. Het is dan ook geen pageturner, maar een echt diepgaand geschiedenisboek. Voor de lezer die van doorzetten weet, is Vijanden van de staat een zeer interessant boekwerk over een van de meest roemruchte inlichtingendiensten ter wereld.